DE VENTILATIE INSTELLEN
De ventilatie moet worden ingesteld in overeenstem-
ming met de toepasselijke normen. Stel de ventilator-
snelheid in in menu 5.1.5
Zelfs wanneer de ventilatie ruwweg is ingesteld tijdens
de installatie, is het van belang dat een ventilatieaanpas-
sing wordt aangevraagd en toegestaan.
Voorzichtig!
Vraag om een ventilatieaanpassing om de in-
stellingen te voltooien.
Ventilatiecapaciteit
Beschikbare druk
Tillgängligt tryck
(Pa)
700
600
500
400
300
200
100
30%
0
0
20
40
60
Ventilatorcapaciteit
Effekt
Uitgang
(W)
200
180
160
140
120
100
80
60
40
20
0
0
20
40
60
DE AFVOERLUCHTSTROOM INSTELLEN
Open menu 5.1.5 "ventilatorsnelheid uitlaatlucht".
1.
Selecteer "ventilatie aanpassen".
2.
U komt nu in menu 5.1.5.1 "ventilatie aanpassen".
3.
4.
Vink aan: "ventilatie aanpassen".
5.
Meet de luchtstroom bij het ventilatieapparaat.
6.
Stel de ventilatorsnelheid in om de gewenste venti-
latie te realiseren.
Voer de gemeten luchtstroom in.
7.
Terug naar menu 5.1.5.
8.
NIBE F730
100%
90%
80%
70%
60%
40%
50%
80
100
120
140
Luftflöde
Luchtstroom
(l/s)
100%
90%
80%
70%
60%
50%
40%
30%
80
100
120
140
Luchtstroom
Luftflöde
(l/s)
9.
De waarde voor ventilatorsnelheid die u heeft inge-
voerd in het menu 5.1.5.1, wordt nu gekopieerd naar
"normaal".
INBEDRIJFSTELLING ZONDER VENTILATOR
Bedrijf van de warmtepomp zonder terugwinning is
mogelijk. De module werkt dan alleen als elektrische
ketel en kan warmte en warmtapwater produceren, bijv.
in afwachting van installatie van de ventilatie.
Open menu 4.2 - "bedrijfsstand" en selecteer "add. heat
only"
Open menu 5.1.5 - "ventilatorsnelheid uitlaatlucht" en
verlaag de ventilatorsnelheid naar 0%.
Voorzichtig!
Selecteer bedrijfsstand "auto" of "handmatig"
wanneer de warmtepomp weer op terugwin-
ning moet draaien.
Hoofdstuk 6 | Inbedrijfstelling en afstelling
33