4 Leiding- en
ontluchtaansluitingen
Algemene
leidingaansluitingen
Leidingen moeten volgens de geldende normen en
richtlijnen worden aangesloten.
Voor dit systeem is een radiatorcircuit vereist dat is
ontworpen voor een verwarmingssysteem met lage
temperatuur. Bij de laagst berekende buitentemperatuur
(DOT) is de hoogst aanbevolen temperatuur voor de
aanvoerleiding 55 °C en voor de retourleiding 45 °C.
Overloopwater uit de opvangbak en veiligheidskleppen
van de verdamper loopt via een niet onder druk staande
leiding naar een overstortkom en vandaar naar een af-
voer, zodat er geen letsel kan optreden door spetters
heet water. De overstortleiding moet over de hele
lengte omlaag lopen om waterzakken te voorkomen.
Bovendien moet de leiding vorstvrij zijn aangelegd.
Voorzichtig!
Voordat de warmtepomp wordt aangesloten,
moet het leidingsysteem worden doorgespoeld
om te voorkomen dat componenten bescha-
digd of verstopt raken door verontreinigingen.
LET OP!
Zorg ervoor dat ingaand water schoon is. Bij
gebruik van een eigen bron moet misschien
een extra waterfilter worden toegevoegd.
14
Hoofdstuk 4 | Leiding- en ontluchtaansluitingen
SYSTEEMVOLUME
Het volume van het expansievat
(CM1) is 10 liter en staat standaard
0,5 bar onder druk (5 mvp). Daar-
door is de maximaal toegestane
hoogte "H" tussen het vat en de
hoogste radiator 5 m, zie de afbeel-
ding.
Als de voordruk niet hoog genoeg
is, kan deze worden verhoogd door
lucht bij te vullen via het ventiel in
het expansievat. De voordruk van
het expansievat moet worden vermeld op het inspectie-
formulier. Veranderingen in de voordruk hebben gevol-
gen voor de mate waarin het expansievat de uitzetting
van het water kan opvangen.
Het maximale systeemvolume exclusief het verwar-
mingsgedeelte van de unit is 285 liter bij de bovenge-
noemde voordruk.
NIBE F730