Als de functie is uitgeschakeld, wordt de alarm- of storingsstatus automatisch gewist zodra de
toestand niet langer actief is. Configureren:
•
Tab Configureren
OK om te bevestigen
4.2.3.6 Modbus-configuratie
Adres
Stelt het adres van het instrument in voor verbinding met de RS-485 Modbus-interface.
(Standaardinstelling: 1).
Adres instellen:
•
Tab Configureren
BELANGRIJK: Zorg dat alle instrumenten op de RS-485-bus zijn
geconfigureerd met unieke knooppuntadressen. Als twee instrumenten zijn
geconfigureerd met hetzelfde adres, dan zal een bus-conflict optreden, waarbij
communicatie met deze instrumenten via de RS-485-interface wordt verhinderd.
Baudrate
Stelt de baudrate van het instrument in voor verbinding met de RS-485 Modbus-interface.
(Standaardinstelling: 9600 baud) Baudrate instellen:
•
Tab Configureren
Stopbits
Stelt de stopbits van het instrument in voor verbinding met de RS-485 Modbus-interface.
(Standaardinstelling: 1 stopbits) Aantal stopbits instellen:
•
Tab Configureren
Pariteit
Stelt de pariteit van het instrument in voor verbinding met de RS-485 Modbus-interface.
(Standaardinstelling: geen) Pariteit instellen:
•
Tab Configureren
bevestigen
BELANGRIJK: Stopbits moet ingesteld zijn op 1 als de pariteit oneven of even
is.
120 ohm-afsluiting inschakelen
Voor een optimale betrouwbaarheid van de communicatie moet op RS-485 Modbus-netwerken
het laatste instrument dat fysiek is aangesloten op de RS-485-bus een 120 ohm
1100-2294 Rev 1
Alarm
Alarmvergrendeling, kies inschakelen/uitschakelen, kies
Modbus
Adres, kies 1-247, kies OK om te bevestigen
Modbus
Baudrate, kies 9600/19200, kies OK om te bevestigen
Modbus
Stopbits, kies 1 of 2, kies OK om te bevestigen
Modbus
Pariteit, kies Geen, Oneven, Even, kies OK om te
31