BELANGRIJK: Niet-standaard kabellengtes van minder dan 5 meter kunnen
worden gebruikt. Wanneer u niet-standaard externe kabels gebruikt, moeten
deze te zijn voorzien van een mantel om te voldoen aan de EMI-voorschriften.
BELANGRIJK: De externe sensor wordt automatisch herkend en door het
instrument na uit- en inschakelen geregistreerd.
De MGS-460 is voorzien van een externe sensor waarmee gebruikers de aanwezigheid van
gassen op ontoegankelijke locaties kunnen detecteren. Een standaard RJ45 "Cat 5E STP"
ethernetkabel van max. 5 meter (meegeleverd) kan worden gebruikt in combinatie met de
externe sensor.
1. Verwijder rechtsonder de M20 kabelwartelplug en de warteldop en verwijder voorzichtig
het rubberen inzetstuk van de wartel. (Het rubberen inzetstuk is gesplitst, zodat het rond
de bijgeleverde RJ45 kabel kan worden aangebracht.)
2. Schuif de kabelwartelmoer over een einde van de afgesloten RJ45 kabel.
3. Breng het gespleten rubberen inzetstuk aan op de kabel, zodat dit zich bevindt tussen
de wartelmoer en het uiteinde van de kabel.
4. Leid de RJ45 connector door een kabelwartel en in de behuizing en zorg dat u daarbij
de printplaat niet beschadigt.
5. Verwijder de speling uit de kabels in de behuizing voordat u de kabelwartel vastzet.
(Controleer of de RJ45-kabel niet is gebogen en geen druk uitoefent op het
aansluitblokje van de printplaat.)
6. Steek de RJ45-connector in de RJ45-bus.
3.4.5 Verbinding maken met de MGS-408 gasdetectiecontroller
Zie de handleiding voor informatie over de bedrading en de configuratie, die is meegeleverd bij
de MGS-408 (onderdeelnr.: 1100-2295).
•
Sluit bij het besturingssysteem de mantel van de kabels aan op de aarde van de
controller (bijvoorbeeld het frame, de geaarde stroomrail etc.).
•
Voor 24 VDC installaties moet de invoer worden beschermd. Als de polariteit wordt
omgekeerd, zal het instrument niet starten.
•
Voor 24 VAC installaties in een serieschakeling-configuratie moet de neutrale polariteit
voor alle instrumenten worden aangehouden.
3.4.6 Modbus RTU RS-485 interface
Gebruik voor het Modbus RS-485-netwerk een 16 tot 24 AWG (0,2 tot 1,5 mm
kabel, 2 gedraaide paren + aarde, kabel met mantel met een kenmerkende impedantie van 120
ohm. (Aanbevolen: Belden 3106A of gelijkwaardig.)
Het Modbus-adres, de baudrate, stopbit, pariteit en slave-afsluiting worden geconfigureerd via
het instellingenmenu. Er zijn geen jumpers en hardware-schakelaarinstellingen vereist.
1100-2294 Rev 1
2
) 3-aderige
20