5-3. Storingen
Probleem
Er wordt geen draad aangevoerd; er
is nullastspanning.
De toevoer van elektrodedraad is on-
regelmatig.
Motor loopt langzaam.
Het apparaat komt niet uit de Soft
Start instelling.
Er komt draad uit als de jog-schake-
laar wordt ingedrukt, maar niet wan-
neer de schakelaar van de toorts
wordt ingedrukt.
Stotende draad in lasbad bij gebruik
van een constante stroombron of na
afstelling van de draad aanvoerunit.
Er stroomt geen gas of het gas blijft
doorstromen; de draadtoevoer loopt
door.
OM-1500-19 Pagina 22
Kijk de voedingsschakelaar S1 en de aansluitingen na en vervang deze indien nodig.
Controleer automatische zekering CB1. Re-set CB1.
Het apparaat is oververhit. Laat het apparaat afkoelen.
Controleer de voeldraadaansluiting.
Kijk de plugaansluiting van de schakelaar van de toorts na.
Kijk de schakelaar van de toorts na. Zie de Handleiding voor de Eigenaar van de toorts.
Laat een door de fabriek erkende servicemonteur kaart PC1 nazien.
Stel de naafspanning opnieuw af.
Stel de druk van de aandrijfrol opnieuw af.
Reinig of vervang een vuile of versleten aandrijfrol (zie Sectie 3-5).
Verwijder lasspatten rond de opening waar de draad uitkomt.
Vervang de contacttip of de geleiding. Zie de Handleiding voor de Eigenaar van de toorts.
Vervang de aandrijfrol en gebruik het juiste formaat en type (zie Sectie 3-5)
Onjuist formaat of versleten draadgeleiders (zie Sectie 3-5)
Controleer de koolborstels van de draadaanvoermotor .
Laat een door de fabriek erkende servicemonteur kaart PC1 nazien.
Spoelhouderweerstand te hoog ingesteld (zie Sectie 3-10).
Controleer de contacttip of de draaddoorvoerspiraal en vervang ze indien nodig.
Laat een door de fabriek erkende servicemonteur kaart PC1 nazien.
Als de Soft Start niet is ingeschakeld, gaat de motor langzamer lopen als de stroom niet wordt gedetecteerd
door HD1.
Als de Soft Start niet is ingeschakeld, gaat de motor langzaam lopen tot de stroom wordt gedetecteerd door
HD1.
Spoelhouderweerstand te hoog ingesteld (zie Sectie 3-10).
Controleer detector HD1 en de aansluitingen en vervang deze indien nodig.
Kijk de aansluiting van de schakelaar van de toorts na bij de draadtoevoer. Kijk de draden van de trekker
van de toorts en de schakelaar na. Zie de Handleiding voor de Eigenaar van de toorts.
Laat een door de fabriek erkende servicemonteur kaart PC1 nazien.
Zorg dat de CC/CV-schakelaar in de CC-stand staat (zie Sectie 4-1).
Verhoog de smoorspoel afstelling van de stroombron indien aanwezig.
Verhoog de stroomwaarde van de lasbron of verlaag de snelheid van de draadaanvoer.
Kijk de gasklep na.
Controleer de spoelspanning en de aansluitingen van gasklep GS1. Controleer de werking van de spoel.
GS1 vervangen, indien nodig.
Laat een door de fabriek erkende servicemonteur kaart PC1 nazien.
Verhelp de verstopping in de gasslang of vervang de slang.
Verhelp de verstopping in de lastoorts.
Oplossing