LET OP!
Wijzigingen van temperatuur in de woning ne-
men tijd in beslag. Korte perioden in combinatie
met vloerverwarming leveren bijvoorbeeld geen
merkbaar verschil op in de kamertemperatuur.
Externe energiemeter aansluiten
Voorzichtig!
Het aansluiten van een externe energiemeter
vereist versie 35 of later van de ingangskaart
(AA3) alsook "displayversie" 7312 of later.
Sluit de energiemeter(s) aan op klem X22:1-3 en/of
X23:1-3 op ingangskaart (AA3), zoals op de afbeelding.
AA3-X22/23
Activeer de energiemeter(s) in menu 5.2.4 en stel vervol-
gens de gewenste waarde (energie per puls) in menu
5.3.21 in.
Instellingen
FD1-BT30
AA1-X7
AA1-X3
Elektrische bijverwarming - maximaal
vermogen
Het aantal stappen, het maximale elektrische vermogen
en de voeding op de aansluiting voor het elektrische
verwarmingselement variëren per model. Zie de tabellen.
De elektrische bijverwarming is mogelijk beperkt, afhan-
kelijk van het gekozen land.
F1155PC
Max.
1x230V
4,5 kW
3x400V
6,5 kW
NIBE F1155PC
1 2 3
AA3-X22/23
F1155PC
ProduktNamn
Externt
Extern
AA1-SF2
Aantal aansluitstappen
9
13
Instelling max. elektrisch vermogen
Het maximale vermogen van de elektrische bijverwar-
ming wordt ingesteld in menu 5.1.12.
In de tabel wordt de totale fasestroom voor het elektri-
sche verwarmingselement bij opstarten weergegeven.
Als een elektrisch verwarmingselement al is gestart en
niet voor zijn volledige capaciteit wordt gebruikt, kunnen
de waarden in de tabel worden gewijzigd aangezien de
bediening vooral dit elektrische verwarmingselement
gebruikt.
3x400V, F1155PC
Max. elektri-
Max. fase-
sche bijver-
stroom
warming
L1(A)
(kW)
0,0
–
0,5
2,2
1,0
–
1,5
2,2
2,0
–
2,5
2,2
3,0
–
3,5
2,2
4,0
7,5
4,5
9,7
5,0
7,5
5,5
9,7
6,0
7,5
6,5
9,7
1x230V, F1155PC
Max. elektrische bijverwar-
ming (kW)
0,0
0,5
1,0
1,5
2,0
2,5
3,0
3,5
4,0
4,5
Indien er stroomsensoren zijn aangesloten, regelt de
warmtepomp de fasestromen en wijst deze automatisch
de elektrische stappen toe aan de minst geladen fase.
Noodstand
Indien de warmtepomp is ingesteld op de noodstand
(SF1 is ingesteld op
), worden uitsluitend de meest
benodigde functies geactiveerd.
De compressor is uit en de verwarming wordt geregeld
■
door het elektrische verwarmingselement.
Hoofdstuk 5 |
Max. fase-
Max. fase-
stroom
stroom
L2(A)
L3(A)
–
–
–
–
4,3
–
4,3
–
–
8,7
–
8,7
4,3
8,7
4,3
8,7
4,3
7,5
4,3
7,5
–
16,2
–
16,2
4,3
16,2
4,3
16,2
Max. fasestroom L1(A)
–
2,2
4,3
6,5
8,6
10,8
13,0
15,2
17,3
19,5
Elektrische aansluitingen
23