Grondwatersysteem
Een tussenliggende warmtewisselaar wordt gebruikt
om de wisselaar van de warmtepomp tegen vuil te be-
schermen. Het water wordt vrijgelaten in een filter onder
de grond of een geboorde bron. Zie pagina 27 voor meer
informatie over de aansluiting van het grondwaterpomp.
Als deze koppeling wordt gebruikt, moet "min. T bron
uit" in menu 5.1.7 "bronpomp al.instelling" worden ge-
wijzigd naar een geschikte waarde om bevriezing in de
warmtewisselaar te voorkomen.
Warmteterugwinning ventilatie
De installatie kan worden aangevuld met de afvoerlucht-
module FLM om warmteterugwinning uit de ventilatie-
lucht mogelijk te maken.
Om condensatie te voorkomen, moeten de kanalen
■
en leidingen en andere koude oppervakken geïsoleerd
worden met dampdicht isolatiemateriaal.
Het bronsysteem moet worden voorzien van een ex-
■
pansievat (CM3). Het niveaureservoir (CM2) kan niet
worden toegepast.
P
NIBE F1155PC
Afgevoerde lucht
Avluft
Afvoerlucht
Frånluft
Ø 160
Ø 160
FLM
Vloerverwarmingssystemen
De externe circulatiepomp wordt afgesteld op de vraag
van het vloerverwarmingssysteem.
Om tijdens de warmtapwaterproductie de toevoer van
verwarming te garanderen, kan het verwarmingssysteem
worden aangevuld met een NIBE UKV-vat, bijv. als er een
waterspiraal in de FTX-ventilatie zit.
UKV
Twee of meer afgiftesystemen
Indien er meer dan één afgiftesysteem met een lage
temperatuur moet worden verwarmd, kan de volgende
aansluiting worden gebruikt. De shuntklep verlaagt de
temperatuur naar bijvoorbeeld het vloerverwarmingssys-
teem.
De ECS 40/ECS 41-accessoire is voor deze aansluiting
benodigd.
Hoofdstuk 4 |
T
T
Aansluiting van de leidingen
17