16.3
Uitgangen
Onder deze menuoptie kan voor elk relais van de
regelaar en de externe modules het soort aansturing
en het minimumtoerental worden ingesteld.
Î Om instellingen bij een relais te doen, kiest u de
betreffende menuregel met de knop ➄.
Voor elk relais kan het soort aansturing en het mini-
mumtoerental worden ingesteld.
De aansturing geeft aan op welke manier de toerental-
regeling van een aangesloten pomp plaatsvindt. Uit de
volgende modi kan bij de aansturing worden gekozen:
Adapter = toerentalregelingssignaal van een
interfaceadapter VBus
®
0-10 V
= toerentalregeling via een 0-10 V-signaal
PWM
= toerentalregeling via een PWM-signaal
Standard = impulspakketbesturing (fabrieksinstelling)
Bij de aansturingen Adapter, 0-10 V en PWM vindt
geen toerentalregeling via het relais plaats. Er moet
een aparte aansluiting voor het betreffende signaal
worden gemaakt (zie afbeelding).
Als de aansturing pWM wordt gekozen, verschijnen
de instelkanalen uitgang en profi el. Onder Uitgang
kan één van de twee PWM-uitgangen worden gekozen.
Onder profi el kan gekozen worden uit verschillende
PWM-karakteristieken die afhankelijk van de gebruikte
pomp gekozen moeten worden (zie pagina 74).
in- / uitgangen / uitgangen
Instelkanaal
R1 ... R5
aanstur.
uitgang
profi el
min. snelheid
PWM/0-10V
Temp. Sensor
RPD
VFD
/ PWM
R1
Voorbeeld voor de elektrische aansluiting van een HR-pomp
Betekenis
Keuze relaisuitgang
Aansturingsmodus
Keuze PWM-uitgang
PWM-karakteristiek
Minimumtoerental
IP20
GND
S1
S2
Om de schakelfrequentie bij HR-pompen te verlagen,
beschikt de regelaar over een naloopfunctie die auto-
matisch actief wordt als het toerentalregelingssignaal
niet door het relais wordt afgegeven. Het betreffende
relais blijft ook na het bereiken van de uitschakelvoor-
waarden nog één uur ingeschakeld.
Instelbereik / keuze
-
adapter, 0-10 V, PWM, standaard
7,8
A, B, C, D, E, F
(20) 30 ... 100 %
L'
L
N
Aanwijzing:
Als de in het menu uitgangen ingestelde
waarde voor het minimumtoerental afwijkt
van het ingestelde minimumtoerental voor de
toegewezen uitgang in een keuzefunctie, geldt
alleen de hogere van de beide instellingen.
Aanwijzing:
Als voor een uitgang de aansturing PWM,
Adapter of 0-10 V wordt gekozen, wordt het
instelbereik van het minimumtoerental voor
deze uitgang uitbreid tot 20 ... 100 %.
Als het PWM-profi el C wordt gekozen,
moet het minimumtoerental conform de ge-
gevens van de fabrikant op tenminste 25 %
worden ingesteld.
Fabrieksinstelling
-
Standard (standaard)
-
A
30 %
73