De bedieningsmodi zijn als volgt:
•
•
•
TTM (Doelgerichte temperatuurbeheer)
Gebruik TTM voor gericht temperatuurbeheer.
Deze modus is ook nuttig voor elke procedure waarbij thermoregulatie is vereist om de
temperatuur van de patiënt zo snel mogelijk op een stabiele instelpunttemperatuur te
brengen.
GECONTROLEERDE OPWARMING
Deze modus biedt gecontroleerde geleidelijke heropwarming. De instelpunttemperatuur
wordt met een vaste, kleine stap gedurende een vooraf gedefinieerde periode verhoogd.
De stap is altijd gerelateerd aan de kerntemperatuur bereikt aan het eind van het
voorafgaande stadium. In het instellingenscherm kunt u de uiteindelijke doeltemperatuur
en de heropwarmingsstapsnelheid kiezen.
NORMOTHERMIE
De normothermiemodus is bestemd voor een snelle opwarming voor gevallen waarbij
een patiënt snel moet worden opgewarmd. Deze modus mag niet worden gebruikt bij
patiënten die koeltherapie krijgen.
OPMERKING:
Meer gegevens over alle gebruiksmodi zijn te vinden op pagina 61.
DDT136039 Rev. 002
TTM (Doelgerichte temperatuurbeheer)
o De instelling volwassenen/neonataal heeft invloed
op het gebruik in de TTM-modus. Zie de
Patiëntmodus voor aanvullende informatie.
Gecontroleerde heropwarming
o De instelling volwassenen/neonataal heeft geen
invloed op het gebruik in de Gecontroleerde
heropwarmingsmodus.
Normothermie
o De instelling volwassenen/neonataal heeft geen
invloed op het gebruik in de normothermiemodus.
Bij het overschakelen op normothermiebeheer behoudt het
systeem het laatste instelpunt van de voorafgaande modus.
Belmont Medical Technologies
Hoofdstuk 4: Gebruiksaanwijzing
Bladzijde 54 van 122