30
ONDERHOUD
Kontroleren
Kontroleer het element op scheurtjes, gaatjes of elke andere vorm
van beschadiging door het element tegen het licht te houden of door
een lamp langs de binnenkant te halen.
VOORZICHTIG:
Als
bij
hoofdfilterelement geconstateerd wordt, moet het veiligheidselement
eveneens vervangen worden.
Kontroleer de afdichtingsring achterop het element en vervang
deze als er sprake is van beschadiging.
Opnieuw monteren
Plaats het nieuwe element in de filterbehuizing. Zorg er hierbij voor
dat de afdichtingsring op de juiste wijze is bevestigd.
Bevestig het element in de behuizing door de moer handvast aan
te draaien.
Monteer de onderdelen van het stofreservoir. Zorg ervoor dat deze
onderdelen op de juiste wijze worden geplaatst.
Zorg ervoor dat alle klemmen goed vastzitten voordat u de machine
start.
N.B.: Indien een nieuw filterelement niet onmiddellijk voorhanden is,
kan het oude element na reiniging opnieuw worden gebruikt. In dit geval
dient u de volgende procedure te volgen:
Reinig het element met schone, droge perslucht bij een druk van
niet meer dan 5 bar (75 psi). Richt de perslucht in een hoek van 45
graden op de buitenkant van het element. Blaas voorzichtig al het stof
uit de plooien van het element.
Reiniging met perslucht is alleen aan te raden als een nieuw
element niet voorhanden is.
VOORZICHTIG: Veiligheidselementen mogen niet gereinigd en
opnieuw gebruikt worden.
VENTILATIE
Kontroleer altijd of de luchtuitlaten en −inlaten vrij zijn van vuil.
VOORZICHTIG! U mag de uit− en inlaten NOOIT reinigen door lucht
naar binnen te blazen.
AANDRIJVING VAN DE KOELVENTILATOR
Kontroleer regelmatig of de bevestigingsbout van de bladen op de
ventilatornaaf nog goed vastzit. Indien het, om welke reden dan ook,
nodig is de ventilator te verwijderen of de bevestigingsbout aan te
draaien, dan dient u eerst draadborglijm van een goede kwaliteit op de
schroefdraad aan te brengen. Vervolgens draait u de bout vast tot de
aangegeven torsiewaarden (zie onder TORSIEWAARDEN even
verderop).
Kontroleer regelmatig of de V−snaren slijtage vertonen en of ze nog
de juiste spanning hebben.
9/270, 9/300, 12/235, 17/235, 21/215, 9/270HA, 9/300HA, 12/235HA, 17/235HA, 21/215HA
inspectie
beschadiging
op
BRANDSTOFSYSTEEM
De brandstoftank moet dagelijks of iedere 8 uur bijgevuld worden.
Om condensatie in de brandstoftank tot een minimum te beperken is
het aan te bevelen de machine na elke werkdag bij te vullen. Iedere zes
maanden moet het vocht en vuil afgetapt worden.
BRANDSTOFFILTER WATERAFSCHEIDER
het
De brandstoffilter waterafscheider bevat een filterelement dat
periodiek vervangen moet worden (zie ONDERHOUDSSCHEMA)
LADINGKOELLEIDINGEN WERKZAAMHEDEN:−
Alle slangen en klemmen op de ladingkoelleidingen inspecteren
Lekkage in het ladingkoelsysteem kan de motor beschadigen.
SLANGEN
Om ervoor te zorgen dat de motor zo efficiënt mogelijk blijft
funktioneren, dienen alle onderdelen van het koelluchtinlaatsysteem
regelmatig aan een inspektie te worden onderworpen.
Kontroleer alle luchtleidingen naar het luchtfilter en alle flexibele
slangen die worden gebruikt als lucht−, olie− of brandstofleiding. Doe
dit op de tijdstippen zoals die staan aangegeven op de SERVICE/
ONDERHOUDSKAART.
Kontroleer alle pijpleidingen regelmatig op scheurtjes, lekkages
enz. en vervang ze onmiddellijk indien ze zijn beschadigd.
ELEKTRISCH SYSTEEM
WAARSCHUWING! Maak altijd de akkukabels los voordat u
onderhoudswerkzaamheden gaat verrichten.
Kontroleer veiligheidsafslag−
kontakten van de instrumentenpaneel relais op inbranding − maak
schoon waar nodig.
Kontroleer de mechanische werking van de onderdelen.
Kontroleer of de elektrische klemmen op de schakelaars en relais
goed vastzitten (losse bouten of schroeven kunnen oxydatie op kritieke
plaatsen veroorzaken).
Kontroleer de onderdelen en de bedrading op tekenen van
oververhitting. Dit kan zich ondermeer uiten in de vorm van
verkleuringen, verschroeide
afgebladderde verf en een scherpe geur.
AKKU
Houd de aansluitpunten van de akku en de bijbehorende
kabelklemmen goed schoon en voorzie ze van een dun laagje
smeervet om korrosie tegen te gaan.
De akku moet zodanig zijn geplaatst dat deze niet kan verschuiven.
DRUKSYSTEEM
Om de drie maanden moeten de externe oppervlakken van het
systeem worden geïnspecteerd (vanaf het schroefblok tot aan de
uitgangsklep(pen)) inclusief de slangen, buizen, pijpfittings en
scheidingstank, op zichtbare tekens van stootschade, ernstige
corrosie, schuren, vastzitten en wrijven. Alle verdachte onderdelen
moeten worden vervangen voordat de machine weer in gebruik
wordt genomen.
BANDEN/BANDENSPANNING
Zie onder ALGEMEEN in dit handboek.
systeemschakelaars
en
kabels,
vervormde
onderdelen,
de