Inhoudsopgave
Advertenties
16
BEDIENINGS−INSTRUKTIES
BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
De bedieningselementen en instrumenten zijn op het
bedieningspaneel
ingedeeld
afgebeeld. Hieronder volgt een beschrijving van alle
instrumenten op het paneel:
1.
Paneelverlichting:
instrumentbedieningspaneel, geregeld door
schakelaar 14.
2.
Compressortemperatuur
Storingsindicatielampje.
uitschakelen als gevolg van een te hoge
compressortemperatuur.
3.
Peil
radiatorkoelvloeistof
Alarmindicatielampje. Indiceert dat onderhoud
is
vereist
met
motorkoelvloeistof.
4.
Motoroliedruk
Storingsindicatielampje.
uitschakelen als gevolg van een te lage
motoroliedruk.
5.
Verstopt luchtfilter: Alarmindicatielampje.
Indiceert
dat
motor/compressor onderhoud nodig hebben.
6.
Temperatuur motorkoelvloeistof te hoog:
Storingsindicatielampje.
uitschakelen als gevolg van een te hoge
koelmiddeltemperatuur in de motor.
9/270, 9/300, 12/235, 17/235, 21/215, 9/270HA, 9/300HA, 12/235HA, 17/235HA, 21/215HA
zoals
hierboven
Verlicht
het
te
hoog:
Indiceert
te
laag:
betrekking
tot
te
laag:
Indiceert
de
luchtinlaatfilters
van
Indiceert
7.
Verstopte
Storingsindicatielampje.
uitschakelen als gevolg van te hoge druk in
IQ−luchtfilters (indien aanwezig).
8.
Brandstofpeil
Storingsindicatielampje.
uitschakelen als gevolg van een te laag
brandstofpeil.
waarschuwing bij laag brandstofpeil.
9.
Storing
Storingsindicatielampje.
uitschakelen als gevolg van storing in het
compressorsysteem. Raadpleeg de lijst met
storingscodes.
10.
Accuspanning te laag: Alarmindicatielampje.
Indiceert dat de accu of het laadsysteem
onderhoud nodig heeft.
11.
Storing motor: Code voor motorstoring.
Raadpleeg
motorhandleiding
onderhoudsvereisten.
12.
Storingscode
compressor of motor. Raadpleeg handleiding
voor
onderhoudsvereisten.
13.
Inlaatverwarmer / Wacht met Starten Lamp:
Geeft aan dat de voorverwarmer van het
motorspruitstuk is geactiveerd. Wacht tot de
lamp uit gaat voordat u de startmotor
inschakelt.
14.
Schakelaar
Bedieningspaneellampje nr. 1.
15.
Onderhoudsluchtschakelaar:
Momentaancontactschakelaar. Zorgt ervoor
dat de motor op kan warmen bij een lage
compressordruk.
16.
AAN/UIT−startschakelaar:
Hoofdcontactschakelaar.
17.
Verwarmerschakelaar:
AAN/UIT−voedingsschakelaar voor regulatie
de
en IQ−verwarmers. Voorkomt bevriezen bij
koude weersomstandigheden.
18.
Urenteller: Geeft het aantal bedrijfsuren van
de machine aan.
19.
NOODSTOP: Drukknop voor noodstop (alleen
op ESA−machines). Druk in om te stoppen,
draai om weer los te zetten.
20.
Drukmeter luchtuitvoer: Geeft de druk in de
verzameltank aan, gewoonlijk tussen de 0 psi
(kPa) en de nominale druk van de machine.
IQ−luchtfilters:
te
Lamp
knippert
in
de
compressor:
onderhoudskaart
voor
codes
(4
cijfers):
Storing
de
lijst
van
codes
paneelverlichting:
Indiceert
laag:
Indiceert
als
Indiceert
of
en
in
en
Advertenties
Inhoudsopgave
