1.2. Normen en richtlijnen
Waarschuwing!
De specificaties en instellingen van het apparaat
voldoen uitsluitend aan de normen en wetten van het land
waarin het apparaat wordt verkocht.
Toepassingen buiten dit land kunnen tot zeer gevaarlijke
situaties leiden!
De installateur en/of eigenaar dienen ervoor te zorgen dat de
gehele installatie voldoet aan alle nationale en lokale wetten
en voorschriften; en overige van toepassing zijnde documen-
tatie van de fabrikant.
Voor alle nationale en lokale wetten en voorschriften geldt dat
aanvullingen, wijzigingen of later van kracht geworden wetten
en voorschriften op het moment van installeren van
toepassing zijn.
Na de installatie mogen er geen veiligheids-, gezondheids-,
en milieurisico's meer aanwezig zijn conform de CE-richtlijnen
die hierop van toepassing zijn. Dit geldt ook voor andere in de
installatie opgenomen producten.
1.3. Naverwarming Zonneboiler
Gevaar!
Indien het toestel als naverwarmer van een zonneboiler
functioneert mag het toestel en de warm water functie
nooit uitgeschakeld worden.
Waarschuwing!
Indien het toestel is voorzien van een thermostatisch
mengventiel vóór het toestel mag de warmwater-
temperatuur niet lager dan 60°C worden ingesteld.
Bij gebruik van een zonneboiler zorgt de zon deels voor
opwarmen van het water. Wanneer de zon onvoldoende
schijnt, moet het sanitaire water naverwarmd worden tot
minimaal 60° C om hetrisico op vorming van de
legionellabacterie te voorkomen.
|
8
1.4. Installatieruimte
Opmerking
Gebruik het door Van Marcke ontwikkelde draagframe
om het toestel op te hangen wanneer de wandconstructie
niet sterk genoeg is of geluidsklachten kan veroorzaken.
Houd voor de plaatsing van het toestel rekening met het
volgende:
•
Installeer het toestel :
₋
in een ruimte waar het toestel geen geluidsoverlast
kan veroorzaken.
₋
niet aan een te lichte wandconstructie waardoor
geluidsklachten, als gevolg van resonantie door het
toestel, worden voorkomen.
₋
met inachtneming van de minimum veiligheids-
afstanden van hittegevoelige of ontvlambare en niet
ontvlambare materialen.
₋
niet op een wand welke is vervaardigd van of bekleed
met hittegevoelig of ontvlambaar materiaal
(bijvoorbeeld hout), tenzij er een bescherming van niet
brandbaar isolatiemateriaal is toegepast.
₋
in een ruimte die vorstvrij is.
₋
waar een wandcontactdoos met penaarde aanwezig
is.
₋
waar een aansluiting op het riool, voor de condens-
afvoer, aanwezig is.
₋
aan een wand die het gewicht van het toestel kan
dragen.
•
Houd rekening met de afmetingen van het toestel.
•
Houd rekening met de positie van en afstand tot dak- en/
of geveldoorvoeren.
•
Zorg dat de stekker van het netsnoer altijd bereikbaar
blijft.
•
Houd de leidinglengte tussen toestel en tappunten voor
warm water zo kort mogelijk ter voorkoming van lange
wachttijden en onnodig waterverbruik.
1.5. Eisen cv-leidingen
Let op!
Indien kunststof leidingen niet diffusiedicht zijn voor
zuurstof, dient een scheiding tussen het toestel en het
verwarmingssysteem aangebracht te worden.
Controleer op lekken in het systeem om het binnentreden
van zuurstof uit te sluiten.
Tip
Sluit de leidingen aan met behulp van knelkoppelingen in
verband met service en onderhoud.
Om lekkages en beschadigingen aan het verwarmings-
systeem en het toestel te voorkomen en om de levensduur te
kunnen garanderen, moet de installatie vakkundig, schoon en
gesloten zijn aangelegd.
De toegepaste leidingen en de kwaliteit van het te gebruiken
water moeten aan de onderstaande eisen voldoen. Alleen dan
zal er nagenoeg geen corrosie optreden in het verwarmings-
systeem.
•
Spoel het leidingsysteem grondig door voor installatie en/
of ingebruikname.
•
Het verwarmingssysteem moet lekvrij en zuurstofdicht
zijn.
•
Kunststof leidingen moeten diffusiedicht zijn voor
zuurstof:
₋
Radiatoren: Zuurstofdoorlaatbaarheid lager dan 0,1 g/
m3 bij 85° C (standaard kunststof VPE)
₋
Vloerverwarming: Zuurstofdoorlaatbaarheid lager dan
0,1 g/m3 bij 40°C (DIN 4726/4729).
•
Het verwarmingssysteem moet met schoon water worden
gevuld.
WATERKWALITEIT
Zuurgraad (pH)
7–8,5
IJzergehalte (Fe)
‹ 0,2 mg/l
Chloorgehalte (Cl)
‹ 150 mg/l
Geleidbaarheid
‹ 125 mS/m
3-12 dH / 5-22 fH /
Hardheid
0,53-2,14 mmol/l CaCO3
Chemische toevoegingen
Niet toegestaan
1.6. Eisen sanitaire leidingen
Tip
Sluit de leidingen aan met behulp van knelkoppelingen in
verband met service en onderhoud.
De aansluitingen voor de koud- en warmwaterleiding
bevinden zich aan de onderzijde van het toestel.
•
De koud wateraansluiting heeft een diameter van
15 mm.
Ø
•
Er moet altijd een, in het land van installatie, goed-
gekeurde inlaatcombinatie worden gemonteerd in de
koud waterleiding binnen 2 meter van het toestel.
•
De warm wateraansluiting heeft een diameter van
15 mm.
Ø
1.7. Eisen gassoort en gasleiding
•
Ter voorkoming van gaslekkages en beschadigingen aan
het systeem en om gevaarlijke situaties te voorkomen,
moet de gasleiding vakkundig zijn aangelegd.
•
De toegepaste leiding en het te gebruiken gas moeten
voldoen aan de geldende voorschriften.
•
Controleer of de gassoort en gasvoordruk zoals
aangegeven op het typeplaatje van dit toestel
overeenkomt met de lokale leveringscondities.
•
Gebruik gasleiding met een geschikte diameter.
•
Zorg dat de gasleiding gasdicht is.
•
De gasleiding moet schoon zijn.
•
Monteer een gaskraan zo dicht mogelijk bij het toestel.
1.8. Eisen rookgasafvoersysteem cv
•
Het rookgasafvoersysteem moet voldoen aan de
geldende voorschriften.
•
Toestelafhankelijke eisen en materialen zijn te vinden in het
hoofdstuk INSTALLEREN.
•
Het rookgasafvoersysteem moet bij horizontale leidingen
altijd op afschot richting het toestel worden gemonteerd.
Houd hierbij minimaal 3 graden (circa 50mm per meter
buislengte) aan voor een correcte afvoer van het condens.
•
Pas een condensscheiding toe:
₋
Bij gebruik van aluminium rookgaskanalen, indien het
kanaal langer is dan 5 meter.
•
Beugel iedere bocht op de mof, met uitzondering bij
aansluiting aan toestel:
₋
Indien de verbindingsleiding voor en na de eerste
bocht korter is dan 0.25 m, dan kan de beugel bij de
eerste bocht achterwege blijven.
₋
De eerste beugel wordt in ieder geval geplaatst op
maximaal 0.5 m vanaf het toestel.
|
9