f.
Bepaal de schakeldifferentie (3) en stel deze via het menu
WAR INSTELLINGEN in.
f)
(3)
Bepaal de schakeldifferentie
en stel deze via het menu
W W A A R R
I I N N S S T T E E L L L L I I N N G G E E N N
in.
Tip
Tip
De ingestelde waarde van de schakeldifferentie is het
De ingestelde waarde van de schakeldifferentie is het verschil
verschil tussen bovenwaarde en onderwaarde van de
tussen bovenwaarde en onderwaarde van de cv-
cv-aanvoertemperatuur. De ingestelde bandbreedte
aanvoertemperatuur. De ingestelde bandbreedte voorkomt
voorkomt pendelgedrag van het toestel.
pendelgedrag van het toestel.
SCHAKELDIFF.
3°C
5°C
8°C
12°C
3) De schakeldifferentie is de bandbreedte waar de cv-aanvoertem-
3) De schakeldifferentie is de bandbreedte waar de cv-aanvoertemperatuur
peratuur zich tussen mag bevinden.
zich tussen mag bevinden.
5.3. Naverwarming Zonneboiler
5.3. Naverwarming Zonneboiler
ä
Gevaar!
Gevaar!
Indien het toestel als naverwarmer van een zonneboiler
Indien het toestel als naverwarmer van een zonneboiler
functioneert mag het toestel en de warm water functie nooit
functioneert mag het toestel en de warm water functie
uitgeschakeld worden.
nooit uitgeschakeld worden.
ä
Waarschuwing!
Waarschuwing!
Indien het toestel is voorzien van een thermostatisch
Indien het toestel is voorzien van een thermostatisch
mengventiel vóór het toestel mag de warmwatertemperatuur
mengventiel vóór het toestel mag de warmwatertempe-
niet lager dan 60°C worden ingesteld.
ratuur niet lager dan 60°C worden ingesteld.
Bij gebruik van een zonneboiler zorgt de zon deels voor opwarmen
van het water. Wanneer de zon onvoldoende schijnt, moet het
Bij gebruik van een zonneboiler zorgt de zon deels voor op-
sanitaire water naverwarmd worden tot minimaal 60 °C om het
warmen van het water. Wanneer de zon onvoldoende schijnt,
risico op vorming van de legionellabacterie te voorkomen.
moet het sanitaire water naverwarmd worden tot minimaal
60 °C om het risico op vorming van de legionellabacterie te
voorkomen.
68
|
66
5.4. Ontluchten gasleiding
5.4. Ontluchten gasleiding
g
ä
Waarschuwing!
Waarschuwing!
- Geen open vuur! Niet roken!
- Geen open vuur! Niet roken!
- Vermijd vonkvorming!
- Vermijd vonkvorming!
- Gebruik geen elektrische apparaten.
- Gebruik geen elektrische apparaten.
Voordruk / Ontluchten
Voordruk / Ontluchten
Ontlucht de gasleiding van het toestel volgens onderstaande
volgorde:
Ontlucht de gasleiding van het toestel volgens onderstaande
a) Neem de stekker uit de wandcontactdoos.
volgorde:
b) Verwijder de mantel van het toestel.
a. Neem de stekker uit de wandcontactdoos.
c) Draai de schroef van de meetnippel op het gasblok los.
b. Verwijder de mantel van het toestel.
d) Wacht tot er gas uit de meetnippel stroomt.
c. Draai de schroef van de meetnippel op het gasblok los.
e) Draai de schroef van de meetnippel weer dicht.
d. Wacht tot er gas uit de meetnippel stroomt.
f)
Plaats de mantel weer terug.
e. Draai de schroef van de meetnippel weer dicht.
g) Steek de stekker in de wandcontactdoos.
f.
Plaats de mantel weer terug.
g. Steek de stekker in de wandcontactdoos.
5.5. Controle cv-toestel
5.5. Controle cv-toestel
rm
ä
Let op!
Let op!
Voordat het toestel in bedrijf wordt gesteld, controleer en stel u
Voordat het toestel in bedrijf wordt gesteld, controleer en
zeker van het volgende:
stel u zeker van het volgende:
- Het gehele verwarmingssysteem is gevuld met water en
- Het gehele verwarmingssysteem is gevuld met water en
ontlucht.
ontlucht.
- Het gehele warm watercircuit is gevuld met water en ontlucht.
- Het gehele warm watercircuit is gevuld met water en
- Het systeem is gecontroleerd op lekkage.
ontlucht.
- De gasleiding is ontlucht en gecontroleerd op lekkage.
- Het systeem is gecontroleerd op lekkage.
- De gasleiding is ontlucht en gecontroleerd op lekkage.
Om te controleren of het toestel naar behoren functioneert, moet de
volgende handelingen verricht worden:
●
Om te controleren of het toestel naar behoren functioneert,
Controleer of de gegevens op de typeplaat overeenkomen met
moet de volgende handelingen verricht worden:
de geleverde gassoort.
●
Controleer de gasvoordruk.
•
Controleer of de gegevens op de typeplaat overeen-
●
Controleer het O
komen met de geleverde gassoort.
-percentage rookgassen.
2
•
Controleer de gasvoordruk.
Het toestel zal hiervoor moeten branden op laag of hoog vermogen.
•
Controleer het O
-percentage rookgassen.
Dit kan via het servicemenu:
2
a) Kies via het servicemenu de functie
Het toestel zal hiervoor moeten branden op laag of hoog
I I O O N N I I S S A A T T I I E E S S T T R R O O O O M M
om het
vermogen. Dit kan via het servicemenu:
toestel op laag of hoog vermogen te laten branden.
a. Kies via het servicemenu de functie IONISATIESTROOM
Het toestel zal meteen op HOOG VERMOGEN gaan branden als dit
om het toestel op laag of hoog vermogen te laten branden.
menu wordt gekozen.
b) Controleer nu het toestel.
Het toestel zal meteen op HOOG VERMOGEN gaan branden als dit
menu wordt gekozen.
Tip
b. Controleer nu het toestel.
Indien er nog lucht in de gasleiding is achtergebleven, is het
mogelijk dat het toestel één of meerdere keren vergeefs
probeert te ontsteken.
Tip
Na vijf startpogingen wordt er vlamstoring aangegeven.
Indien er nog lucht in de gasleiding is achtergebleven, is
Ontgrendel in dat geval het toestel door de
R R E E S S E E T T
-toets in te
het mogelijk dat het toestel één of meerdere keren
drukken.
vergeefs probeert te ontsteken.
Als het toestel niet ontsteekt na drie keer resetten, ontlucht dan
de gasleiding door middel van de meetnippel.
Na vijf startpogingen wordt er vlamstoring aangegeven.
Ontgrendel in dat geval het toestel door de RESET-toets
in te drukken.
Als het toestel niet ontsteekt na drie keer resetten, ont-
lucht dan de gasleiding door middel van de meetnippel.
69
|
67