Hiermee stelt u de hoofdmonitor in op 1 en stelt u de overige monitoren (submonitoren) op de onderstaande volgorde in.
Voorbeeld van installatie en monitornummer
7 8 9
4 5 6
1 2 3
H MONITOR 3
V MONITOR 3
TILE COMP (Tegelmatrix)
Werkt in combinatie met TILE MATRIX (Tegelmatrix) ter compensatie van de breedte van de randen van de schermen
om het beeld nauwkeurig te kunnen weergeven.
TILE COMP (Tegelmatrix) met 4 monitoren (het zwarte gebied geeft de monitorframes weer):
Monitor 1
Monitor 2
Monitor 3
Monitor 4
TILE COMP OFF (Tegelmatrix uit)
180° ROTATE (Draaien)
Hiermee roteert u het scherm.
OPMERKING: Bij het installeren van monitoren in twee fasen kunnen de bovenste monitoren ondersteboven worden
geïnstalleerd.
Met deze installatiemethode wordt de randafstand tussen de bovenste en de onderste monitoren tot
een minimum beperkt.
[180° ROTATE: OFF]
(180° Draaien: Uit)
[180° ROTATE: OFF]
(180° Draaien: Uit)
TILE MATRIX ENABLE (Tegelmatrix inschakelen)
Hiermee kunt u één beeld op meerdere beeldschermen weergeven. Deze functie kan worden gebruikt voor maximaal
9 monitoren (3 verticaal en 3 horizontaal). Voor het gebruik van de functie TILE MATRIX ENABLE (Tegelmatrix
inschakelen) moet het pc-uitvoersignaal worden doorgezonden naar een distributieversterker op elke afzonderlijke
monitor.
TARGET MONITOR NO. (Nummer van doelmonitor)
Hiermee kunt u het OSD-menu bedienen met de bedieningsknoppen van de hoofdmonitor.
Het submonitornummer instellen dat is ingesteld bij MONITOR NO. (Monitornummer) Als u de toets INPUT/SELECT
(Invoer/Selecteren) aanraakt, wordt op elke submonitor het corresponderende monitornummer weergegeven.
4 5 6
1 2 3
H MONITOR 3
V MONITOR 2
Monitor 1
Monitor 3
TILE COMP ON (Tegelmatrix aan)
[180° ROTATE: ON]
(180° Draaien: Aan)
[180° ROTATE: OFF]
Monitor 1
A
(180° Draaien: Uit)
Nederlands-22
Monitor 2
Monitor 4
Monitor 2
A
Monitor 1
A