ControlSync
ControlSync bestuurt tegelijkertijd alle submonitoren die zijn aangesloten op een hoofdmonitor. Deze kan ook afzonderlijk één
submonitor besturen met de functie INDIVIDUAL ADJUST (Individuele aanpassing) (zie
Alle aangesloten submonitoren bedienen (gesynchroniseerde bediening):
•
Sluit een ControlSync-kabel (ø 2,5) aan op de ControlSync OUT-poort van de hoofdmonitor en op de ControlSync IN-
poort van een submonitor. Er kunnen maximaal 8 monitoren in serie worden geschakeld door de monitoren met elkaar te
verbinden via de ControlSync OUT- naar IN-poorten op de monitoren.
•
Volg de stappen voor DATA COPY (Gegevenskopie) (zie
wordt deze automatisch gekopieerd en naar de aangesloten submonitor(en) gestuurd.
OPMERKING: Het ControlSync-pictogram verschijnt in de linkerbovenhoek van het OSD-menu van de
submonitoren.
Sluit de ControlSync-poorten niet aan als IN-naar-IN of OUT-naar-OUT.
De ControlSync-poorten van de monitors moeten OUT-naar-IN zijn aangesloten.
Maak geen "lus"-verbinding door de laatste monitor in de serie weer op de hoofdmonitor
aan te sluiten.
Schakel de stroom uit en koppel de voedingskabels los voor alle monitoren. Sluit de
ControlSync-kabels aan, sluit vervolgens de voedingskabels aan en schakel daarna de stroom voor elke
monitor in.
Als de videoverbindingen van de monitoren ook in serie worden geschakeld via DisplayPort-kabels, sluit u de
hoofdmonitor aan op de computer.
Hoofdmonitor
Uitgang (zwart)
Ingang (grijs)
Een doelmonitor bedienen (Individuele aanpassing)
1. Raak de toets MENU/EXIT aan om het OSD-menu weer te geven op de hoofdmonitor.
2. Raak de toets DOWN/UP (Omlaag/Omhoog) aan om TARGET MONITOR NO. (Nummer van doelmonitor) te selecteren.
Wanneer de cursor op "TARGET MONITOR NO." (Nummer van doelmonitor) staat, wordt een menu voor het
submonitornummer geopend. Gebruik de toetsen LEFT/RIGHT (Links/Rechts) om het submonitornummer te selecteren.
Als u de toets INPUT/SELECT (Invoer/Selecteren) aanraakt, toont elke submonitor het monitornummer.
3. Raak de toets DOWN/UP (Omlaag/Omhoog) aan om INDIVIDUAL ADJUST (Individuele aanpassing) te selecteren en zet
deze vervolgens op ON (Aan).
U bedient het OSD-menu van de submonitor met de besturingstoetsen van de hoofdmonitor.
OPMERKING: U kunt INDIVIDUAL ADJUST (Individuele aanpassing) uitschakelen door de toetsen SELECT (Selecteren) en
EXIT (Afsluiten) tegelijk aan te raken.
pagina
Submonitor 1
IN (Ingang)
OUT (Uitgang)
(zwart)
(grijs)
ControlSync-kabel
Nederlands-11
pagina
23).
21). Wanneer een instelling op de hoofdmonitor is aangepast,
Submonitor 2
IN (Ingang)
OUT (Uitgang)
(zwart)
(grijs)
ControlSync-kabel
ControlSync-
pictogram
Maximaal
5 submonitoren
Volgende monitor