RMM621
Endress+Hauser
5.2.3
Bedieningsvoorbeeld
Een uitvoerige beschrijving van de locale bediening aan de hand van een toepassing vindt u in par.
6.4 "Gebruikersspecifieke toepassingen".
5.3
Weergave van foutmeldingen
Het instrument maakt in principe onderscheid tussen twee fouttypen:
• Systeemfout: Deze groep omvat alle instrumentfouten, bijv. communicatiefouten,
hardwarefouten, enz. Systeemfouten worden altijd via storingsmeldingen gesignaleerd.
• Procesfout: deze groep omvat alle applicatiefouten, bijv. "bereikoverschrijding", inclusief
grenswaarde-alarmen enz.
Voor procesfouten kan worden ingesteld, hoe het instrument in geval van fouten reageert, d.w.z.
of een storingsmelding of een waarschuwingsmelding wordt getoond. Alle procesfouten zijn af
fabriek als waarschuwingsmelding met kleuromslag in het display vooringesteld.
Storingsmeldingen
Een storing wordt door een kleuromslag van het display van blauw naar rood en een uitroepteken
(!) aan de bovenste displayrand gesignaleerd. De fout wordt in tekst getoond. Door het indrukken
van een willekeurige toets bevestigt u de storing. Via het navigatormenu komt u in de foutlijst en in
het hoofdmenu om de fout eventueel op te heffen. Bij het optreden van een storingsmelding bestaat
de mogelijkheid de betreffende tellers te pauzeren of verder te laten lopen. Dit kan door de
gebruiker worden ingesteld. De ingangssignalen gedragen zich overeenkomstig het ingestelde
foutgedrag (zie par. 6.3.3 'Hoofdmenu - Setup'). Pas wanneer alle storingen zijn opgeheven, gaat
het instrument verder in normaal meetbedrijf en volgt een kleuromslag van rood naar blauw.
Waarschuwingsmeldingen
Fig. 18:
Weergave van waarschuwingsmeldingen
Een waarschuwing wordt via een uitroepteken (!) in het display gesignaleerd, optioneel ook door
een kleuromslag en aanwijzing van een alarmmelding in het display. Het uitroepteken staat aan de
bovenste displayrand. Bovendien worden bepaalde fouten door een symbool naast de betreffende
meetwaarde gesignaleerd. waarschuwingen hebben geen invloed op het meetbedrijf en de tellers,
maar signaleren alleen het optreden van een bepaalde event (bijv. bereikoverschrijding).
Ook storingen hebben een uitroepteken (!) op het display: wanneer het foutmeldingsvenster door
de gebruiker met OK wordt bevestigd, dan blijft toch het uitroepteken (!) zolang in de kopregel
aanwezig, tot de reden voor de storing wordt opgeheven.
Symbolen verschijnen aan de bovenste displayrand naast de aanwijsparameter, die getroffen is door de optredende fout.
Signaalover- (bijv. x > 20,5 mA) resp. -onderschrijding (bijv. x < 3,8 mA)
Fout:
Storing of waarschuwing aanwezig; → foutlijst
Bediening
G09-RMM621ZZ-20-10-xx-nl-015
25