Overzicht
Bedieningspanelen
Hoofdpaneel
9
1)
Controle & Foutendisplay ( p.102)
Geeft informatie over de locatie en status van problemen.
2)
-indicator
3)
Weergave afdrukaantal (Foutnummerdisplay)
Het aantal afgedrukte kopieën, ingevoerde numerieke
waarden voor verschillende instellingen en foutnummers.
4)
Master-Making Key (Toets master
aanmaken)
Zorgt dat de machine gereed is voor het maken
van masters.
5)
Voortgangspijlen
Voor het aangeven van de voortgang van het
maken van masters en afdrukken.
Als het maken van masters is voltooid, branden
alle indicatoren boven de toets Master-Making
(master aanmaken).
Als het afdrukken voltooid is, branden alle indica-
toren boven de toets Print (afdrukken).
6)
Print Key (Toets Afdrukken)
Zorgt dat de machine gereed is voor afdrukken.
7)
Wake-Up Key / Logout Key(Activeringstoets /
Uitlogtoets)
Voor het opheffen van de energiespaarstand van
de machine.
Gebruik deze toets ook om uit te loggen uit de machine.
8)
Auto-Process Key / Indicator (Toets /
indicator Automatische verwerking) ( p.46)
Voor continu masters aanmaken en afdrukken.
De functie is actief als het indicatorlampje naast de
toets brandt.
8
Bedieningspanelen
1
2
10
11
3
4
12
13
14 15 16 17
9)
Print Speed Adjustment Keys / Indicator
(Toetsen / indicator bijstelling
afdruksnelheid) ( p.51)
Selecteert de afdruksnelheid uit vijf niveaus.
De indicator boven de toetsen geeft de huidige
snelheid aan.
10)
Print Density Adjustment Keys / Indicator
(Toetsen / indicator bijstelling
afdrukzwarting) (alleen bij EZ3XX) ( p.49)
Selecteert de afdrukzwarting uit vijf niveaus.
De indicator boven de toetsen geeft de huidige
afdrukzwarting aan.
11)
Vertical Print Position Adjustment Keys /
Indicator (Toetsen / indicator voor verticale
bijstelling van de afdrukpositie) ( p.50)
Past de afdrukpositie in verticale richting aan (bin-
nen ±15 mm) na het maken van een master.
De indicator boven de toetsen geeft de verschui-
ving ten opzichte van het midden weer.
Als u de verschuiving wilt annuleren, drukt u op
12)
Toets
Voor het instellen van geprogrammeerd afdrukken.
13)
Print Quantity Keys (Toetsen
afdrukaantal) (toetsen 0 t / m 9)
Voor het invoeren van het aantal af te drukken
kopieën of voor het invoeren van numerieke waarden.
14)
Toets C
Voor het annuleren van ingevoerde numerieke
waarden of het op nul stellen van de teller.
15)
Toets / indicator P ( p.52)
Voor het afdrukken en verzamelen van kopieën
zoals ingesteld (geprogrammeerd afdrukken).
De functie is actief als het indicatorlampje boven
de toets brandt.
5
6
7 8
18
19 20
21
.