Veiligheid
Deze machine voldoet minstens aan CEN-norm
EN 836:1997 (als de correcte stickers zijn aangebracht)
en de B71.4-2012 specificaties van het American National
Standards Institute (ANSI), die van kracht zijn op het
moment van productie als de machine is uitgerust met
het gewicht dat wordt vermeld in het gedeelte Ballast
achter.
Onjuist gebruik of onderhoud door de gebruiker of
eigenaar kan letsel veroorzaken. Om het risico op
letsel te vermijden, dient u zich aan de volgende
veiligheidsinstructies te houden en altijd op het
veiligheidssymbool te letten, dat betekent Voorzichtig,
Waarschuwing of Gevaar – 'instructie voor persoonlijke
veiligheid'. Niet-naleving van de instructie kan leiden
tot lichamelijk of dodelijk letsel.
Veilige bediening
De volgende instructies zijn ontleend aan CEN-norm
EN 836:1997, ISO-norm 5395:1990 en ANSI B71.4-2012.
Instructie
•
Lees de Gebruikershandleiding en het overige
instructiemateriaal zorgvuldig. Zorg ervoor dat u
vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en de
veiligheidssymbolen en weet hoe u de machine moet
gebruiken.
•
Als de bestuurder of de monteur de taal waarin de
handleiding is geschreven, niet machtig is, moet de
eigenaar ervoor zorgen dat zij de inhoud van het materiaal
begrijpen.
•
Laat kinderen of personen die de instructies
niet kennen, nooit de maaimachine gebruiken
of onderhoudswerkzaamheden daaraan
verrichten. Plaatselijke voorschriften kunnen een
minimumleeftijdsgrens voor de bediening van de machine
stellen.
•
Houd iedereen weg uit het gebied waarin u de machine
gebruikt, met name kinderen en huisdieren.
•
Onthoud dat de bestuurder verantwoordelijk is voor
ongevallen of schade aan andere personen of hun
eigendommen.
•
Het is niet toegestaan passagiers te vervoeren.
•
Elke bestuurder en monteur moet ervoor zorgen dat hij
of zij professionele en praktische instructie krijgt. De
eigenaar is verantwoordelijk voor de instructie van de
gebruikers. Bij een dergelijke instructie moet de nadruk
liggen op het volgende:
– Zorgvuldigheid en concentratie bij het werken met
zitmaaiers
– als de machine op een helling begint te glijden,
kan dat niet met de rem worden gecorrigeerd. De
belangrijkste oorzaken voor het verliezen van de
controle zijn:
◊ Onvoldoende grip van de wielen
◊ Te snel rijden
◊ Onjuist gebruik van de rem
◊ Het type machine is niet geschikt voor het
specifieke werk
◊ Zich onvoldoende bewust zijn van de specifieke
omstandigheden van het terrein, met name op
hellingen
◊ Onjuiste bevestiging en verdeling van lasten
Vóór ingebruikname
•
Draag tijdens het maaien altijd stevige schoenen,
een lange broek, een helm, een veiligheidsbril en
gehoorbescherming. Lang haar, losse kleding of sieraden
kunnen worden gegrepen door bewegende onderdelen.
Loop niet op blote voeten en draag ook geen schoenen
met open tenen als u de machine gebruikt.
•
Inspecteer het terrein waarop u de maaimachine gaat
gebruiken grondig en verwijder eventuele voorwerpen die
door de machine kunnen worden uitgeworpen.
•
Vervang defecte geluiddempers/knalpotten.
•
Controleer voor het gebruik de messen,
bevestigingsbouten en het maaimechanisme altijd
op sporen van slijtage of beschadiging. Vervang versleten
of beschadigde messen en bouten altijd als complete set
om een goede balans te behouden.
•
Let op dat bij machines met meerdere maaimessen andere
messen kunnen gaan draaien doordat u één mes draait.
•
Inspecteer het terrein om vast te stellen welke accessoires
en werktuigen nodig zijn om goed en veilig te werken.
Gebruik alleen door de fabrikant goedgekeurde
accessoires en werktuigen.
•
Controleer of de dodemansknop, de veiligheidsschakelaars
en de veiligheidsschermen zijn bevestigd en naar behoren
werken. Gebruik de machine uitsluitend als deze naar
behoren werkt.
Veilige behandeling van brandstof
•
Wees uiterst voorzichtig bij het omgaan met benzine,
om persoonlijk letsel en materiële schade te voorkomen.
Benzine is uitermate ontvlambaar en de dampen ervan
zijn explosief.
•
Doof alle sigaretten, sigaren, pijpen en andere
ontstekingsbronnen.
•
Gebruik uitsluitend een goedgekeurd brandstofvat.
•
Verwijder nooit de dop van de brandstoftank en vul nooit
brandstof bij terwijl de motor loopt.
•
Laat de motor afkoelen voordat u brandstof bijvult.
4