2
U kunt de opnamefuncties instellen op de gewenste
instellingen (blz. 106 tot 144).
• U kunt op de -knop drukken om de flitser te gebruiken.
3
Wijzig de scherptediepte en fotografeer het onderwerp.
Programma verschuiven
U kunt tijdelijk de combinatie van de
sluitertijd en diafragmawaarde veranderen
terwijl de juiste belichting die door de
camera is bepaald, gehandhaafd blijft.
Selecteer de combinatie van uw keuze
door het instelwiel te draaien, terwijl de
scherpstelling wordt uitgevoerd.
De aanduiding van de belichtingsstand
verandert in "P*".
Diafragmavoorkeuze
Deze functie is geschikt voor:
Foto's waarop het onderwerp scherp is en alles voor en achter het onderwerp
z
wazig is. Diafragmavergroting vernauwt het veld dat scherpgesteld is. (De velddiepte
wordt oppervlakkiger.)
De scènediepte vastleggen. Diafragmaverkleining verbreedt het veld dat
z
scherpgesteld is. (De velddiepte krijgt meer diepte.)
1
Zet de functiekeuzeknop in de stand A.
92
De opnamestand selecteren