3
Druk de ontspanknop half in om
de scherpstelling te controleren
en neem de opname.
• De scherpstellingsindicator verandert
in z of
wanneer de scherpstelling
is bevestigd (zie onder).
• Het AF-gebied waar de scherpstelling
is bevestigd, wordt groen.
Opmerking
• Raak, wanneer de camera automatisch scherpstelt, de roterende scherpstelring niet aan.
Opnametechniek
• Stel het [AF-gebied] in (bladzijde 110) om het gebied te kiezen dat wordt
gebruikt voor de scherpstelling.
Scherpstellings-indicator
Scherpstellings-
Status
indicator
z brandt
Scherpstelling vergrendeld. Klaar om op te nemen.
brandt
Scherpstelling is bevestigd. Het scherpstelpunt beweegt doordat
het een bewegend onderwerp volgt. Klaar om op te nemen.
brandt
Nog bezig met scherpstellen. U kunt de ontspanknop niet loslaten.
z knippert
Kan niet scherpstellen. De sluiter is vergrendeld.
Onderwerpen waarvoor speciale scherpstelling nodig kan zijn
Bij gebruik van de automatische scherpstelling is het moeilijk scherp te
stellen op de volgende onderwerpen. In dergelijke gevallen gebruikt u de
scherpstelvergrendelingsfunctie (bladzijde 108) of de handmatige
scherpstelling (bladzijde 113).
• Een onderwerp met weinig contrast, zoals een blauwe lucht of een witte
muur.
• Twee onderwerpen op verschillende afstanden die elkaar overlappen
binnen het AF-gebied.
• Een onderwerp dat bestaat uit zich herhalende patronen, zoals de gevel
van een kantoorgebouw.
De scherpstelling aanpassen
AF-gebied
Scherpstellings-indicator
107