4.
Om het toerental in te stellen, draait u aan de
knop
(Figuur
48) tot de wijzer de gewenste
instelling aangeeft.
Figuur 48
1. Toerenregelaar van messenkooien
Opmerking:
U kunt het toerental van de
messenkooien verhogen of verlagen om te
compenseren voor de veranderingen in de
gazonomstandigheden.
De messenkooien wetten
WAARSCHUWING
Contact met de messenkooien of andere
bewegende onderdelen kan lichamelijk letsel
veroorzaken.
• Houd uw vingers, handen en kleding uit
de buurt van de messenkooien of andere
bewegende onderdelen.
• Probeer de messenkooien nooit met uw
handen of voeten te draaien of aan te raken
terwijl de motor draait.
1.
Plaats de machine op een horizontaal vlak, laat
de maaidekken neer, zet de motor af en stel de
parkeerrem in werking.
2.
Verwijder de plastic afdekking links van de stoel.
3.
Doe de aanvankelijke instelling van het
ondermes en messenkooi voor het wetten op
alle maaidekken die moeten worden gewet. Zie
de Gebruikershandleiding van het maaidek.
GEVAAR
Wanneer u het toerental van de motor
tijdens het wetten verandert, kunnen de
messenkooien tot stilstand komen.
• Verander nooit het motortoerental
tijdens het wetten.
• Wet uitsluitend als de motor stationair
loopt.
4.
Start de motor en laat deze op een laag
stationair toerental lopen.
5.
Draai de wethendel naar A
49).
g014623
1. Wethendel – V
6.
Draai de toerentalregeling van de messenkooien
op instelling 1
1. Toerenregelaar van messenkooien
7.
Zet de schakelhendel op N
dan de heffen/dalen maai-bediening op Vooruit
om het wetten van de gekozen maaikooien te
beginnen.
44
CHTERUIT
Figuur 49
2. Wethendel – A
OORUIT
(Figuur
50).
Figuur 50
EUTRAAL
(R)
(Figuur
g014620
CHTERUIT
g014623
, en zet