Opmerkingen betreffende de werking
Met het bedieningspaneel van de verwarmingsketel ALU PRO power wordt het volgende geregeld:
- De functie Prioriteit sanitair, waarmee de vraag naar
warm sanitair water voorrang heeft op de vraag naar
warm water voor verwarming.
- De antivriesfunctie:
Antivriesfunctie van de ketel. Wanneer de temperatuur
in de ketel lager is dan H511 wordt de brander met
max.vermogen ingeschakeld tot de keteltemperatuur
H512 bedraagt.
Antivriesfunctie van de installatie, uitsluitend actief
wanneer er een externe sonde geïnstalleerd is.
Wanneer de buitentemperatuur lager is dan -5°C wor-
den de pompen ingeschakeld; wanneer de buitentem-
peratuur tussen -5° en 1,5°C ligt worden de pompen
om de 6 uur gedurende 10 minuten ingeschakeld;
wanneer de buitentemperatuur meer bedraagt dan
1,5°C gaan de pompen uit.
WARMTEVRAAG (MET DE DRIE SYSTEMEN)
Met het regelsysteem van ALU PRO POWER kan er op
drie verschillende manieren om warmte gevraagd worden:
1 - met signaal OpenTherm+
2 - met externe sturing 0-10V
3 - met Omgevingsthermostaat.
Na afloop van de vraag naar warmte voert het systeem
nacirculatie uit, d.w.z. dat de circulatiepomp van de ver-
warming in werking treedt gedurende de in parameter
H543 ingestelde tijd.
1 - Warmtevraag met signaal OpenTherm+
Ingang OpenTherm+ is uitsluitend actief bij gebruik
van de communicatiekit RVS, die apart als accessoire
besteld kan worden.
2 - Vraag om temperatuur met sturing 0-10V
De 0-10Vdc ingang wordt vertaald in een setpoint voor
temperatuur.
- 0Vdc ÷ 1Vdc = geen vraag;
- 1Vdc = vraag naar temperatuur wanneer ingestelde
temperatuur de toegestane min.waarde heeft;
- 10Vdc = vraag naar temperatuur wanneer ingestelde
temperatuur de toegestane max.waarde heeft.
De voorziene 0-10V regelaars zijn: uitgang 0-10V RVS63.
De 0-10V inrichting wordt ingesteld met
C750; er kan een keuze worden gemaakt uit:
- 0 = er is geen 0-10V inrichting op het systeem aange-
sloten;
- 1 = de 0-10V inrichting is op het systeem aangesloten;
het min.stand-by signaal bedraagt 0,5V. Ligt de door
de hoofdkaart gelezen ingang onder die drempelwaar-
- De functie warmteafvoer: wanneer om welke reden
dan ook de limiettemperatuur C515 wordt bereikt,
wordt de verwarmingsketel uitgeschakeld en de opge-
slagen warmte afgevoerd door de installatiepomp te
activeren (wanneer er het laatst om verwarming werd
gevraagd) of de sanitaire pomp (wanneer er het laatst
om sanitair warm water werd gevraagd).
- De functie cascadebeheer: met behulp van de regelaar
(accessoire) kunnen de verwarmingsketels in cascade
geschakeld worden met max. 16 generatoren.
- De functie controle in-/uitschakelen: om herhaaldelijk
in- en uitschakelen te voorkomen blijft de verwar-
mingsketel beperkte tijd uitgeschakeld. Wanneer het
verschil tussen setpoint en huidige keteltemperatuur
echter een vastgestelde limiet overschrijdt wordt de
verwarmingsketel ingeschakeld.
de, dan wordt de vraag via de omgevingsthermostaat
geactiveerd; bij hogere waarden is de ingang van de
omgevingsthermostaat gedeactiveerd;
- 2 = de 0-10V inrichting is op het systeem aangesloten;
het min.stand-by signaal bedraagt 0,5V. De ingang OT
is altijd gedeactiveerd.
Wanneer er tegelijkertijd op het systeem zowel een
Opentherm als een 0-10V inrichting (parameter C750 in
geval 1 of 2) is aangesloten, wordt de eventuele vraag
van de laatstgenoemde inrichting niet beheerd.
De weergave van aanwezigheid en bedrijfsstatus van de
inrichting 0-10V bij de ingang ziet er als volgt uit:
- Wanneer C750 = 0: wordt er geen signalering geacti-
veerd;
- Wanneer C750 = 1 of 2 en het ingangssignaal meer
bedraagt dan 0,5Vdc: blijft het symbool
op de display branden;
- Wanneer C750 = 1 of 2 en het ingangssignaal minder
bedraagt dan 0,5Vdc: gaat het symbool
op de LCD display knipperen.
3 - Functie activeren vraag met OT
Vraag om verwarming met de omgevingsthermostaat
wordt uitsluitend beheerd wanneer er geen inrichting is
aangesloten op de bus met Opentherm protocol noch
op de 0-10V ingang van het systeem (C750 = 0 ofwel
C750 = 1 met ingang 0-10V onder de drempel van
0,5V). In bovenstaande gevallen genereert sluiten van de
parameter
thermostaat een vraag met het setpoint ingesteld op het
interfacetoetsenbord, wanneer er geen externe sonde
aanwezig is of met het setpoint berekend op grond van
de klimaatcurven, wanneer er wel een externe sonde
bestaat.
WERKING
linksboven
linksboven
19
ALGEMEEN