Waterhardheid
Voor goede reinigingsresultaten is zacht,
kalkarm water nodig. Bij hard leidingwater
ontstaat er een witte aanslag op het spoel-
goed en de wanden van de spoelruimte.
Leidingwater met een hardheid vanaf
0,7 mmol/l (= 4 °dH) moet daarom worden
onthard. Dat gebeurt tijdens een programma
automatisch in de ingebouwde wateronthar-
der.
Hiervoor moet de ontharder exact worden
ingesteld op de hardheid van het leidingwa-
ter (zie hoofdstuk "Waterhardheid instellen").
Het plaatselijke waterleidingbedrijf kan u in-
formeren over de waterhardheid in uw om-
geving.
Voor een technicus van Miele is het voor
bepaalde werkzaamheden handig te weten
wat de waterhardheid in uw regio is. Vul
daarom hier de hardheid van het leiding-
water in:
______________________mmol/l of °dH
Bovendien moet de ontharder regelmatig
worden geregenereerd. Daarvoor is speciaal
regenereerzout nodig. Het regenereren vindt
automatisch plaats tijdens een programma.
Als de waterhardheid permanent onder
0,7 mmol/l (4 °dH) ligt, hoeft er geen rege-
nereerzout te worden gebruikt. De water-
hardheid moet dan echter alsnog worden
ingesteld.
Regenereerzout bijvullen
Waterhardheid instellen
U kunt de waterhardheid instellen tussen 0
en 12,5 mmol/l (0–70 °dH).
Af fabriek is de waterhardheid ingesteld op
2,5 mmol/l (14 °dH).
Bij een schommelende waterhardheid moet
altijd de hoogste waarde worden ingesteld.
Als de waterhardheid schommelt, bijvoor-
beeld tussen 1,4–3,1 mmol/l (8–17 °dH),
moet de waterhardheid op 3,1 mmol/l
(17 °dH) worden ingesteld.
De waarde om de waterhardheid in te stel-
len, vindt u in de tabel op de volgende pagi-
na.
Het menu is opgeslagen in het volgende in-
voerpad.
Overige keuzes
Overige instellingen
Waterhardheid
14
Waterhardhei
d
-
Stel de waterhardheid in door op de te-
-
+
kens
(lager) en
Sla de instelling op met
°dH
+
OK
(hoger) te tikken.
OK
.
25