brandstof bij uit een draagbaar vat in plaats van
met een brandstofpistool.
•
Gebruik de machine uitsluitend als het complete
uitlaatsysteem is gemonteerd en naar behoren
werkt.
•
Houd het vulpistool in contact met de rand van de
benzinetank of het vat tot het tanken voltooid is.
Gebruik geen vergrendeling voor het vulpistool.
•
Als u brandstof morst op uw kleding dient u zich
onmiddellijk om te kleden.
•
Giet de brandstoftank niet te vol. Plaats de
brandstofdop terug en maak hem stevig vast.
•
Verwijder gras en vuil van de maai-eenheid,
de geluiddemper, de aandrijvingen en het
motorcompartiment om brand te voorkomen. Veeg
gemorste olie en brandstof op.
Brandstof bijvullen
Aanbevolen brandstof
De motor loopt op schone, verse diesel met een
minimaal cetaangetal van 40. Koop brandstof in
hoeveelheden die binnen 30 dagen kunnen worden
gebruikt zodat u altijd verse brandstof heeft.
Gebruik zomerbrandstof (nr. 2-D) bij temperaturen
boven -7 °C en winterbrandstof (nr. 1-D of
nr. 1-D/2-D-mengsel) bij temperaturen onder
-7 °C. Gebruik van winterdieselbrandstof bij lage
temperaturen biedt een lager vlampunt en een lager
stolpunt. Dit vergemakkelijkt het starten en vermindert
de kans van een chemische scheiding van de
brandstof als gevolg van lage temperaturen (vorming
van was, waardoor de filters verstopt kunnen raken).
Zomerdieselbrandstof gebruiken bij temperaturen
boven -7 °C draagt bij aan een langere levensduur
van de onderdelen van de pomp.
Belangrijk:
Gebruik geen kerosine of benzine
in plaats van dieselbrandstof. Als u deze
waarschuwing niet in acht neemt, kan dit leiden
tot beschadiging van de motor.
Geschikt voor biodiesel
Deze machine kan ook gebruik maken van een
dieselmengsel tot maximaal B20 (20% biodiesel,
80% petrodiesel). Het aandeel petrodiesel moet een
ultralaag zwavelgehalte hebben.
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht:
•
Her deel biodiesel van de brandstof moet voldoen
aan de specificatie ASTM D6751 of EN 14214.
•
Het dieselmengsel moet beantwoorden aan
ASTM D975 of EN 590.
•
Gelakte oppervlakken kunnen worden beschadigd
door biodiesel.
•
Gebruik B5 (biodieselinhoud 5%) of mengsels met
een lager percentage in koud weer.
•
Controleer afdichtingen, slangen en pakkingen,
die in contact met brandstof komen, omdat zij in de
loop der tijd hierdoor kunnen worden aangetast.
•
De kans bestaat dat een brandstoffilter na verloop
van tijd verstopt raakt, nadat u bent overgestapt
op een biodieselmengsel.
•
Neem contact op met uw leverancier als u
informatie over biodiesel wenst.
Brandstoftank vullen
1.
Parkeer de machine op een horizontaal
oppervlak.
2.
Stel de parkeerrem in werking.
3.
Zet de motor af en verwijder het sleuteltje.
4.
Reinig het gebied rond de dop van de
brandstoftank.
5.
Vul de tank tot aan de onderkant van de vulbuis
(Figuur
7).
Opmerking:
helemaal vol. Dit geeft de brandstof in de tank
ruimte om uit te zetten.
19
Vul de brandstoftank niet