Onderhoudsinterval
Bij elk gebruik of dagelijks
Na elk gebruik
Om de 50 bedrijfsuren
Om de 100 bedrijfsuren
Om de 150 bedrijfsuren
Om de 250 bedrijfsuren
Om de 400 bedrijfsuren
Onderhoudsprocedure
• Controleer de claxon.
• Controleer de veiligheidsgordel(s) op slijtage, insnijdingen en andere
beschadigingen. Vervang de veiligheidsgordel(s) als een onderdeel ervan niet naar
behoren functioneert.
• De werking van de tractiepedalen vooruit/achteruit controleren.
• Het veiligheidssysteem controleren.
• De interlockschakelaar van de maaidekaandrijving controleren.
• De interlockschakelaar van de parkeerrem controleren.
• Smeer de lagers, lagerbussen en scharnieren (smeer meteen na elke
reinigingsbeurt, ongeacht het vermelde interval).
• Controleer de blokkeringsindicator van het luchtfilter (het luchtfilter al sneller
vervangen als de luchtfilterindicator rood oplicht; vaker vervangen in erg vuile
of stoffige omstandigheden).
• Oliepeil controleren.
• Verwijder dagelijks water of ander vuil uit de waterafscheider.
• Controleer de spanning van de voor- en achterbanden.
• De torsie van de wielmoeren controleren.
• Verwijder dagelijks het vuil van het scherm, de oliekoelers en de radiateur (vaker
bij gebruik in vuile omstandigheden).
• Controleer het koelsysteem.
• Hydraulische slangen en leidingen controleren
• Controleer het peil van de hydraulische vloeistof.
• De maaihoogte-instelling controleren.
• De klepelrotors en messen controleren op beschadiging, scheurtjes en loszittend
bevestigingsmateriaal. Vervang beschadigde of gescheurde onderdelen.
• De achterkap controleren.
• De voorste rubberen kap controleren.
• Controleer of de rotor abnormaal trilt.
• De veiligheidsgordel controleren.
• Het bevestigingsmateriaal van de machine controleren.
• De interlockschakelaar van de neutraalstand van de transmissie controleren.
• Smeer de lagers, lagerbussen en scharnieren (smeer meteen na elke
reinigingsbeurt, ongeacht het vermelde interval).
• De messen op beschadiging en overmatige slijtage controleren.
• Zorg dat al de mesbouten aangedraaid zijn met een torsie van 45 N·m.
• De mesbouten controleren.
• Het draaipunt van de maai-eenheid controleren.
• Controleer de rotorlagers op overmatige speling.
• De instelling van de achterrol controleren.
• De schraperdraadspanning van de achterrol controleren.
• De conditie en de spanning van de wisselstroomdynamo/ventilator controleren.
• Motorolie verversen en filter vervangen.
• De conditie van de maaimessen controleren.
• De accu controleren en reinigen.
• Aansluitingen van de accukabels controleren.
• Controleer de transmissieregelkabel.
• De slangen van het koelsysteem controleren.
• Motortoerental controleren (stationair en op vol gas).
• De brandstofleidingen en aansluitingen controleren.
34