Mechanisme aan de rechterzijde
afstellen
1. Zet de toerenregelaar in de neutraalstand.
2. Zet de rechter rijhendel in de versnelling vooruit.
3. Stel het mechanisme aan de rechterzijde af door de
snelspoorknop linksom te draaien tot de band naar
voren gaat draaien
4. Draai de knop per keer een kwartslag rechtsom. Zet
vervolgens de toerenregelaar naar voren en terug in de
neutraalstand. Herhaal dit totdat het rechterwiel niet
langer naar voren draait
5. Houd de dodemanshendels ingedrukt.
Opmerking: Hou de dodemanshendels ingedrukt
op het moment dat de toerenregelaar zich niet in de
neutraalstand bevindt; anders slaat de motor af.
6. De veer waarmee de spanning op de knop wordt
gehandhaafd, hoeft normaal gesproken niet te worden
afgesteld. Als dit toch nodig is, pas de lengte van de
veer dan aan tot 26 mm tussen de ringen
7. Pas de lengte van de veer aan door aan de moer aan de
voorzijde van de veer te draaien
Figuur 35
1. Hydrauliekmechanisme
2. Veer
Bedieningsstang afstellen
Bedieningsstang controleren
1. De achterzijde van de machine moet nog steeds op
kriksteunen rusten en de motor moet op volle toeren
draaien. Zet de toerenhendel in de middelste stand.
(Figuur
35).
(Figuur
35).
(Figuur
(Figuur
35).
3. Snelspoorknop
4. 26 mm
Opmerking: Hou de dodemanshendels ingedrukt
op het moment dat de toerenregelaar zich niet in de
neutraalstand bevindt; anders slaat de motor af.
2. Beweeg de betreffende rijhendel naar boven tot deze
de neutraalstand bereikt en schakel de vergrendelde
neutraalstanden in.
3. Als het wiel naar voren of achteren draait, stel dan de
bedieningsstang af.
Bedieningsstang afstellen
1. Stel de lengte van de stang af door de rijhendel los te
laten en de R-pen en gaffelpen te verwijderen. Draai de
stang in de fitting
2. Maak de bedieningsstang langer als de band achteruit
draait en maak de stang korter als de band vooruit
draait.
3. Draai de stang enkele slagen als de band snel draait. Stel
vervolgens de stang af met stappen van een halve slag.
4. Steek de gaffelpen in de rijhendel
35).
1. Bedieningsstang
2. Gaffelpen
3. Rijhendel
4. Dodemanshendel
5. Schakel de vergrendelde neutraalstand in en uit en
controleer of de band niet draait
proces herhalen totdat de band niet meer draait.
6. Steek de R-pen tussen de rijhendels en de vergrendelde
neutraalstand en in de gaffelpennen
7. Herhaal deze afstelling aan de andere kant.
33
(Figuur
36).
(Figuur
36).
Figuur 36
5. Linkerhandgreep
afgebeeld
6. Vergrendelde
neutraalstand
7. R-pen
(Figuur
37). Blijf dit
(Figuur
36).