4. Schakel de parkeerrem uit.
5. Start de motor en zet de gashendel op vol gas.
6. Zet de linker rijhendel in de versnelling vooruit.
7. Zet de toerenregelaar in de neutraalstand.
WAARSCHUWING
Het elektrische systeem kan niet veilig worden
afgesloten terwijl de dodemanshendels zijn
ingedrukt.
• Controleer of de dodemanshendels werken
op het moment dat de afstelling is voltooid.
• Gebruik de machine niet als de
dodemanshendels zijn ingedrukt.
8. Draai de voorste stelmoer los op het linker
hydrauliekmechanisme zoals afgebeeld in
9. Draai de stelmoer linksachter linksom totdat het wiel
vooruit draait
(Figuur
10. Draai de achterste stelmoer per keer een kwartslag
rechtsom. Zet vervolgens de toerenregelaar naar voren
en terug in de neutraalstand. Herhaal dit totdat het
linkerwiel niet langer naar voren draait
11. Draai de achterste moer nog een extra halve slag en
draai de voorste stelmoer vast.
Opmerking: Zorg ervoor dat het platte gedeelte van
het mechanisme zich loodrecht ten opzichte van het
pengedeelte van de wartel bevindt
Figuur 32
1. Hydrauliekmechanisme
2. Wartel met pen
Figuur
33).
(Figuur
33).
(Figuur
32).
3. Onjuiste stand voor
hydrauliekmechanisme
4. Juiste stand voor
hydrauliekmechanisme,
90 graden
12. Zet na het afstellen van het linker hydrauliekmecha-
nisme de toerenregelaar naar voren en vervolgens terug
naar de neutraalstand.
13. Houd de dodemanshendels ingedrukt.
Opmerking: Hou de dodemanshendels ingedrukt
op het moment dat de toerenregelaar zich niet in de
neutraalstand bevindt; anders slaat de motor af.
14. Controleer of de toerenregelaar zich in de neutraalstand
bevindt en de band niet draait.
15. Herhaal de afstelprocedure indien nodig.
33.
1. Hydrauliekmechanisme
2. Voorste stelmoer
Opmerking: Als de neutraalstand niet constant is,
controleer dan of beide veren goed zijn vastgezet op
de toerenregelaar onder het bedieningspaneel. Let met
name op de achterste veer. Herhaal de bovenstaande
aanpassingen indien nodig
1. Toerenhendel
2. Achterste veer
32
Figuur 33
3. Achterste stelmoer
4. Bedieningsarm
(Figuur
34).
Figuur 34
3. Veer