Functionele beschrijving
Het te reinigen tandimplantaat van de patiënt moet vóór de reiniging door het
tandheelkundig personeel worden ontdaan van de abutmentcomponenten
(prothesecomponenten en eventuele implantaatcomponenten zoals abutments).
Plaats de sproeikop met de geïntegreerde implantaatconnector en spons op het
implantaat en houd de sproeikop op zijn plaats tijdens het reinigingsproces.
Start het reinigingsproces met het toetsenpaneel van de besturingseenheid.
Hiermee wordt de reinigingsvloeistof van de fles naar de sproeikop gepompt, terwijl
er via de in de slangwand geïntegreerde elektrische geleiders een extra lage
veiligheidsspanning op de sproeikop wordt gezet. De vloeistof wordt door de
sproeikop gelijkmatig rond het tandimplantaat gesproeid en geactiveerd door de
extra lage veiligheidsspanning. De spons zorgt voor een reinigende werking, zelfs
in de diepere delen van het tandimplantaat.
Na afloop van het reinigingsproces van twee minuten wordt de reiniging
automatisch beëindigd door de besturingseenheid.
Het gereinigde tandimplantaat wordt vervolgens chirurgisch verzorgd.
De details van de reinigingsprocedure worden stap voor stap beschreven in het
hoofdstuk "Implantaatreiniging uitvoeren bij de patiënt".
24