1. Klemmen van luchtfilter
2. Luchtfilterdeksel
5.
Reinig de binnenkant van het luchtfilterdeksel
met perslucht.
6.
Schuif het voorfilter voorzichtig uit de
luchtfilterbehuizing
Opmerking:
Zorg ervoor dat u niet met het
filter tegen de zijkant van de luchtfilterbehuizing
stoot.
7.
Verwijder het binnenste filter uitsluitend als u dit
gaat vervangen.
De filters controleren
1.
Controleer het veiligheidsfilter. Als het vuil is,
vervangt u het veiligheids- en het voorfilter.
Belangrijk:
Probeer het veiligheidsfilter niet
te reinigen. Als het veiligheidsfilter vuil is,
betekent dit dat het voorfilter is beschadigd.
2.
Inspecteer het filterelement op beschadiging
door een felle lichtbron op de buitenkant van het
filter te richten en er doorheen te kijken. Als het
voorfilter vuil, verbogen of beschadigd is, moet
u het vervangen.
Opmerking:
Gaten in het filter zijn herkenbaar
als lichte plekken. U mag het voorfilter niet
reinigen.
Filters monteren
Belangrijk:
U mag de motor nooit laten lopen
zonder dat beide luchtfilters en het deksel zijn
gemonteerd om beschadiging van de motor te
voorkomen.
1.
Als u nieuwe filters plaatst, moet u elk filter
controleren op transportschade.
Opmerking:
Een beschadigd filter mag niet
worden gebruikt.
Figuur 41
3. Voorfilter
4. Binnenste filter
(Figuur
41).
2.
Als u het binnenste filter vervangt, schuif het
dan voorzichtig in de filterbehuizing
3.
Schuif het voorfilter op het veiligheidsfilter
(Figuur
41).
Opmerking:
volledig op zijn plaats zit door op de buitenrand
te duwen tijdens de montage.
Belangrijk:
van het filter.
4.
Plaats het luchtfilterdeksel met het
ontluchtingsventiel omlaag en draai het
g026970
zo dat de bevestigingsklemmen het deksel op
de juiste plaats vergrendelen
5.
Sluit het motorscherm; zie
(bladz.
28).
33
Zorg ervoor dat het voorfilter
Druk niet op het zachte midden
(Figuur
Het motorscherm
(Figuur
41).
41).