Gebruiksaanwijzing
4.
Nastellen stuurdrukregelaar
Nastellen van de stuurdrukregelaar kan uitgevoerd worden als de regelaar in bedrijf is genomen (zie hoofdstuk 3).
De stuurdrukregelaar van de RS300S heeft slechts één instelling waarbij de regeling optimaal is. Deze instelling
ligt binnen een verdraaiing van ongeveer een halve slag van het instelorgaan F (zie figuur blz. 5) ten opzichte van
het nulpunt waarop de stuurdrukregelaar af fabriek ingesteld is. Wordt tijdens het nastellen in dit gebied geen
goede regeling verkregen, dan wijst dat op een probleem elders in de gasdrukregelaar/ installatie (zie hoofdstuk 5).
Werkwijze
Uitlaatafsluiter sluiten, open de inregelkraan zodanig (b.v. ongeveer 1/8 slag) zodat de gasdrukregelaar weinig
levert. Stel de uitlaatdruk ongeveer af op de gewenste waarde Pd. Beoordeel de druk op de wijzermanometer: als
de druk periodiek varieert met een periodetijd van 0,1 tot 0,5 s (frequentie 2 tot 10 Hz) dan dient de stand van de
inregelkraan iets gewijzigd te worden totdat de periodetijd groter is dan 0,5 s. Bij een regelaar welke structureel
blijft pendelen c.q. zaagtanden, kan het nodig zijn om de gasdrukregelaar iets te dempen door een 5 mm
binnenzeskant sleutel tijdelijk in de ademopening van de stuurdrukregelaar te steken.
Draai instelorgaan (F) een kwartslag in (de borgmoer dient vast te blijven). De uitlaatdruk wordt geregeld volgens
curve 1 in onderstaand figuur. Draai instelorgaan (F) zeer langzaam uit (maximaal een halve slag): de amplitude en
frequentie nemen af volgens curve 2. Draai door tot de regeling stabiel wordt volgens curve 3. Let op: de laatste
"afstelverdraaiing" dient altijd in de uit-richting plaats te vinden. Plaats na afstellen de verzegelkap.
Stel de uitlaatdruk af op de gewenste waarde (met bijvoorbeeld een digitale manometer):
Pd > 50 mbar: instellen op gewenste waarde + 2,5% (AC2,5),
•
Pd < 50 mbar: instellen op gewenste waarde + 5% (AC5),
•
De regelaar zal bij 50% belasting de uitlaatdruk regelen met een waarde overeenkomstig met de gewenste
•
waarde.
In bovenstaand figuur wordt het proces van het instellen van RS300S grafisch weer gegeven. De aangegeven
tijden zijn afhankelijk van het model regelaar, de inlaatdruk en de uitlaatdruk. De spreiding van de weergegeven
tijden zijn:
Situatie 1
periodetijd tussen de 0,5 en 1 s,
•
Situatie 2
overgang van situatie 1 naar 3,
•
Situatie 3
periodetijd groter dan 10 s.
•
Wanneer naar de stabiele regeling wordt gedraaid, is bij regelaars met Pd < 100 mbar duidelijk te zien, dat
wanneer een stabiele regeling wordt bereikt, de geregelde uitlaatdruk iets afneemt. Als de instelling op het punt
gezet wordt waarbij de uitlaatdruk net niet afneemt, dan is de sluitdruk minimaal en de sluitsnelheid maximaal.
Let op: het aandraaien van de borgmoer na de laatste afstelverdraaing kan de instelling enigszins veranderen.
8
Voorbeeld van het instelproces
DDD3101GHNL/11-2019/rev.13
RS300S