16. Parameter instellingen.
Voordat de cascade installatie in bedrijf gesteld word moeten er verschillende parameters ingesteld worden zodat
de cascade als één individuele ketel kan werken.
Deze parameters worden in elke ketel apart ingesteld, dit kan via het display (dus zonder gebruikmaking van een
laptop).
Figuur 16.1 Ketel display
Eén van de ketels is aangewezen om Master te zijn en de andere ketels in de cascade configuratie zijn Slaves
(zie hoofdstuk 13).
De slave boilers in het cascade systeem moeten elk een uniek adres krijgen. Dit dient in de parameters van elke
individuele ketel ingesteld te worden.
In het hoofdstuk betreffende cascadering in het service en installatie manual van de CB ketels staat in detail
beschreven hoe een uniek adres aan de ketel moet worden toegekend en hoe de verschillende parameters voor
de cascade configuratie geprogrammeerd moeten worden.
Attentie!
Wijzigingen in de parameters mogen alleen worden uitgevoerd door een deskundige monteur, die een specifieke
training heeft gehad voor het instellen van de CB-reeks ketels. Hij kan controleren of de installatie correct
functioneert nadat de parameterwijziging is voltooid
17. Inbedrijf stellen van de cascade configuratie
Als laatste stap moet de cascade configuratie in bedrijf worden gesteld. Inbedrijf stellen word in detail beschreven
in de relevante hoofdstukken van het Installatie & Service Manual van de CB ketel serie.
Na het inbedrijf stellen zal de cascade als één grote enkele ketel reageren. Er worden ketels aan en uit geschakeld
afhankelijk van de vermogensbehoefte om de aanvoertemperatuur op de ingestelde waarde te houden.
23
E93.9950NL CB Cascade manual