Lees Drukontlastingsprocedure bij pagina 11 en ontlast de druk voordat u de apparatuur nakijkt of er
onderhoud aan pleegt. Kijk naar alle mogelijke problemen en oorzaken voordat u de pomp demonteert.
PROBLEEM
Pomp wil niet lopen of maakt één
slag en stopt dan weer.
Pomp slaat af, hapert of houdt
de druk niet vast.
De pomp werkt onregelmatig.
Er zitten luchtbellen in de vloeistof.
Vloeistof in uitlaatlucht.
Er komt lucht naar buiten uit de pomp
via de klemmen (metalen pompen).
Pomp lekt vloeistof uit de
terugslagkleppen.
Elektrisch signaal van
reedschakelaar vast steeds weg of is
inconsistent.
Problemen oplossen
OORZAAK
Luchtklep zit vast of is vuil.
Lekkende keerventielen of o-ringen.
Versleten terugslagkogels of
eendenbekkleppen of geleiders.
De terugslagkogel zit vastgeklemd in
de geleider.
Versleten membraanasdichtingen.
Verstopte aanzuigleiding.
Klevende of lekkende kogels
van de terugslagklep.
Gescheurd membraan.
De zuigleiding zit los.
Gescheurd membraan.
Losse spruitstukken of beschadigde
o-ringen van het spruitstuk.
Losse membraanplaten
aan de vloeistofzijde.
Gescheurd membraan.
Losse membraanplaten
aan de vloeistofzijde.
Versleten membraanasdichtingen.
Losse klemmen.
O-ring van de luchtklep is
beschadigd.
Versleten of beschadigde o-ringen
van het keerventiel.
De schakelaar is verschoven.
Draaisnelheid van de pomp is lager
dan de kalibratiesnelheid van de
reedschakelaar.
Langzame overname of pompdruk
te laag.
OPLOSSING
Gebruik gefilterde lucht.
Vervangen.
Vervangen.
Herstellen of vervangen.
Vervangen.
Nakijken, vrijmaken.
Reinig of vervang.
Vervangen.
Vastdraaien.
Vervangen.
Draai de spruitstukbouten of
-moeren aan; vervang o-ringen.
Vastdraaien.
Vervangen.
Vastdraaien.
Vervangen.
Klemmoeren vastdraaien.
Inspecteer; vervang.
Inspecteer; vervang.
Stel de reedschakelaar opnieuw af.
Zie pagina 10.
Kalibreer opnieuw de
reedschakelaar, met de pomp op
de minimumwerksnelheid of iets
langzamer. Zie pagina 10.
Verhoog de pompinlaatdruk tot
minstens 2,76 bar (40 psi).
3A1949 13