Opties bij het scherpstellen
Autofocusfunctie (iESP / SPOT / AREA)
Met deze functie kunt u selecteren hoe de camera scherpstelt op het object.
iESP
De camera bepaalt op welk object binnen het scherm scherpgesteld wordt. Zelfs wanneer het
object zich niet in het midden van het scherm bevindt, is het mogelijk scherp te stellen.
SPOT
Selectie van het scherpstellen is gebaseerd op het object binnen het AF-teken.
AREA
Richt het autofocusteken op het vlak waarop u wilt scherpstellen.
Object geschikt voor [iESP]
( Als [AREA] geselecteerd is
1
Verplaats met de pendelknop het autofocusteken naar het vlak waarop u
wilt scherpstellen.
• Terwijl het onderwerp beweegt, is het autofocusteken groen. Zo lang het autofocusteken
groen is, kunt u foto's maken.
2
Houd Z ingedrukt.
• De positie van het autofocusteken is nu ingesteld.
• Om de positie van het autofocusteken achteraf te wijzigen, houdt u Z ingedrukt.
3
Maak uw opname.
• Het autofocusteken blijft op dezelfde positie staan, ook als de foto gemaakt is.
Opmerking
• Het autofocusteken keert terug naar de positie in het midden zodra u de functieknop verdraait of
de zoomhendel bedient.
Handmatig scherpstellen (FOCUS MODE)
Als u met autofocus niet exact kunt scherpstellen op het onderwerp, zet de camera dan op handmatig
scherpstellen en doe dit zelf.
1
Druk op sr om scherp te stellen.
• Hierbij wordt het scherpstelvlak vergroot afgebeeld.
Zo kunt u controleren of u goed hebt scherpgesteld.
• De afstandschaal, links in het monitorbeeld, dient ter oriëntatie
Hoofdmenu
[MODE MENU]
[iESP] / [SPOT] / [AREA]
Hoofdmenu
[MODE MENU]
[FOCUS MODE]
[MF]
Object geschikt voor [SPOT]
[CAMERA]
g"Gebruik van de menu's" (Blz. 8)
[CAMERA]
g"Gebruik van de menu's" (Blz. 8)
1/200 F4.0
1/200
3m
3m
.
1m
1m
50cm
50cm
SQ1
SQ1
1600 × 1200
1600
4
[AF MODE]
F4.0
0.0
0.0
4 4
1200
27
NL