Systeemintegratie
Als de overbelasting bijzonder groot is, kan een stroom
ontstaan die ervoor zorgt dat de frequentieregelaar na
circa 5-10 s wordt uitgeschakeld.
3.6 Omgevingscondities
3
3
3.6.1 Vochtigheid
Hoewel de frequentieregelaar correct kan werken bij een
hoge vochtigheidsgraad (tot 95% relatieve vochtigheid),
moet condensatie altijd worden voorkomen. Het risico op
condensatie is met name aanwezig wanneer de frequentie-
regelaar kouder is dan vochtige omgevingslucht. Vocht in
de lucht kan ook condenseren op de elektronische
componenten en kortsluiting veroorzaken. Condensatie
treedt op in eenheden zonder voeding. Installeer kastver-
warming als condensvorming mogelijk is vanwege de
omgevingscondities. Vermijd installatie in gebieden waar
vorst kan optreden.
Een andere mogelijkheid is om de frequentieregelaar in de
stand-bymodus te laten werken (waarbij de eenheid is
aangesloten op het net). Dit verkleint de kans op
condensatie. Zorg er echter wel voor dat er voldoende
vermogensdissipatie plaatsvindt om het circuit van de
frequentieregelaar vrij van vocht te houden.
De frequentieregelaar voldoet aan de volgende normen:
•
EN-IEC 60068-2-3, EN 50178 9.4.2.2 bij 50 °C.
•
IEC 600721 klasse 3K4.
3.6.2 Temperatuur
Voor alle frequentieregelaars zijn een minimale en
maximale omgevingstemperatuur gespecificeerd. Het
vermijden van extreme omgevingstemperaturen verlengt
de levensduur van de apparatuur en optimaliseert de
algehele systeembetrouwbaarheid. Volg de vermelde
aanbevelingen op voor optimale prestaties en een
maximale levensduur van de apparatuur.
•
Hoewel frequentieregelaars kunnen werken bij
temperaturen tot -10 °C, is een juiste werking bij
nominale belasting enkel gegarandeerd bij
temperaturen van 0 °C en hoger.
•
Overschrijdt de maximumtemperatuur niet.
•
De levensduur van elektronische componenten
neemt met 50% af voor elke 10 °C bij gebruik
boven de ontwerptemperatuur.
•
Ook apparaten met een beschermingsklasse van
IP 54, IP 55 of IP 66 moeten worden toegepast
binnen de gespecificeerde omgevingstempera-
tuurbereiken.
•
Extra klimaatregeling van de kast of installatieplek
kan noodzakelijk zijn.
44
®
VLT
DriveMotor FCP 106/FCM 106
3.6.3 Koeling
Frequentieregelaars dissiperen vermogen in de vorm van
warmte. Volg de volgende aanbevelingen voor effectieve
koeling van de eenheid op.
3.6.4 Agressieve omgevingen
Een frequentieregelaar bevat veel mechanische en elektro-
nische componenten. Deze zijn tot op zekere hoogte
gevoelig voor omgevingsfactoren.
LET OP
Installeer de frequentieregelaar niet in omgevingen waar
vloeistoffen, deeltjes of gassen in de lucht aanwezig zijn
die de elektrische componenten kunnen beïnvloeden of
beschadigen. Als men geen beschermende maatregelen
treft, neemt de kans op uitval toe, waardoor de
levensduur van de frequentieregelaar wordt verkort.
Vloeistoffen kunnen via de lucht worden overgedragen en
in de frequentieregelaar condenseren, wat kan leiden tot
corrosie van de componenten en metalen onderdelen.
Stoom, olie en zout water kunnen corrosie van
componenten en metalen delen veroorzaken. Gebruik in
dergelijke omgevingen apparatuur met een IP 54-
behuizing.
In de lucht aanwezige deeltjes, zoals stof, kunnen leiden
tot mechanische, elektrische of thermische storingen in de
frequentieregelaar. Een goede aanwijzing voor een te hoge
concentratie stof in de lucht zijn stofdeeltjes in de buurt
van de ventilator van de frequentieregelaar. In stoffige
omgevingen wordt een installatie met een IP 54-behuizing
of een kast voor IP 20/Type 1-apparatuur aanbevolen.
In omgevingen met een hoge temperatuur en luchtvoch-
tigheid leiden corrosieve gassen als zwavel, stikstof en
chloorverbindingen tot chemische processen op
componenten van de frequentieregelaar.
Danfoss A/S © 06/2016 Alle rechten voorbehouden.
•
De temperatuur van de lucht die de behuizing
ingaat, mag nooit hoger zijn dan 40 °C.
•
De gemiddelde temperatuur over een etmaal
mag niet hoger zijn dan 35 °C.
•
Monteer de eenheid zodanig dat onbelemmerde
luchtstroming mogelijk is om de koelribben te
koelen. Zie hoofdstuk 6.1.1 Vrije ruimte voor de
juiste vrije ruimte bij montage.
•
Houd aan de voor- en achterzijde een minimale
vrije ruimte aan voor luchtkoeling. Zie de VLT
DriveMotor FCP 106 en FCM 106 Bedieningshand-
leiding voor de exacte installatievereisten.
®
MG03M210