• De remmen van de rolstoel waaraan de via GO werd bevestigd, moeten zodanig zijn aangebracht dat de begeleider die de rolstoel duwt
er gemakkelijk bij kan komen.
• Het aandrijfwiel van de via GO is een massieve band zonder binnenband. Controleer voor elke rit de toestand van het wiel. Er moet nog
voldoende profiel te zien zijn. Als in het rubberen profiel barsten te zien zijn, mag de via GO niet meer worden gebruikt. Een nieuw wiel
kan via uw specialist uitsluitend bij Alber GmbH worden besteld als reserveonderdeel.
• Controleer of de luchtdruk van de rolstoelbanden voldoet aan de voorschriften van de rolstoelfabrikant. Beide parameters hebben een
directe invloed op het rijgedrag en de actieradius bij het rijden met de via GO.
• De via GO moet in intervallen van 2 jaar door Alber, de vertegenwoordiger van Alber of uw specialist gecontroleerd en onderhouden wor-
den (zie hierover ook hoofdstuk 7.5).
• De rolstoel waarmee de via GO wordt gebruikt, moet bij het rijden 's nachts voorzien zijn van spakenreflectoren. Bovendien mag 's
nachts alleen op goed verlichte wegen worden gereden en moet de gebruiker een verkeersvest dragen.
Neem bij het rijden met de via GO het volgende in acht:
• Begin uw rit bij het wegrijden steeds met de laagste snelheid en verhoog de snelheid langzaam tot het gewenste rijtempo.
• De maximale veilige hellingshoek van de via GO bedraagt 9,1° (16%) bij een nuttige last van maximaal 150 kg. Op hellingen of dalingen
moet de bediende persoon te allen tijde in staat zijn om omslaan van de rolstoel (in om het even welke richting) te verhinderen.
• Bij het rijden op hellingen en dalingen mag het door de rolstoelfabrikant opgegeven maximaal toegelaten stijgingspercentage niet wor-
18
den overschreden.
• Stel, met name voor het rijden op hellende wegen, de snelheid zo in dat deze niet hoger is dan de rijsnelheid die comfortabel is voor de
bedienende persoon.
• Houd er met name op hellingen en dalingen rekening mee dat de via GO geen remfunctie heeft!
• Rijd nooit aan maximale snelheid naar trappen of afgronden toe.
• Als de via GO ingeschakeld is, wordt elke impuls aan de toets [10] omgezet in een rijcommando. Voorkom daarom indien mogelijk dat
u de toets ongewild aanraakt. Schakel bij het stoppen of wachten voor mogelijk gevaarlijke plaatsen (bijv. tijdens het wachten bij een
verkeerslicht voor voetgangers, op hellingen of bij opritten) de via GO uit en raak de toets [10] niet aan.
• Zorg ervoor dat kinderen niet bij de toets [10] kunnen en zo de via GO in beweging kunnen zetten.
• Bevestig geen voorwerpen (draagtassen enz.) direct aan of in de buurt van het bedieningsapparaat! Als deze voorwerpen de toets [10]
raken, kan dit onbedoelde rijbewegingen veroorzaken.
• Houd als u op de stoep rijdt voldoende afstand (indien mogelijk ten minste een rolstoelbreedte) tot de stoeprand.
• Rijd met ondersteuning van de via GO uitsluitend over stoepranden heen door vooruit rijden; achteruit rijden is met de via GO niet
mogelijk. Lees hierover de informatie in hoofdstuk 6.2.
• Houd de door de fabrikant van de rolstoel opgegeven maximale hindernishoogte in acht als u over stoepranden rijdt.
• Vermijd ritten op losse ondergrond (bijv. op los grind, zand, modder, sneeuw, ijs of door diepe waterplassen).
• Laat de via GO nooit, noch in in- noch in uitgeschakelde toestand, zonder toezicht staan. Als dit niet kan worden vermeden, kan de
wegrijblokkering worden geactiveerd (zie hoofdstuk 2.12).
• Bij langere ritten kan de aandrijving van uw via GO warm worden. Probeer daarom te voorkomen dat u de aandrijving onmiddellijk na de
rit aanraakt (bijv. als de via GO in de auto moet worden geladen).
• Wees voorzichtig bij het bewaren van de via GO op plaatsen met direct zonlicht. Afhankelijk van de intensiteit van het zonlicht kunnen
verschillende onderdelen van de via GO tot verschillende temperaturen opwarmen.
• Elektromagnetische velden, die bijvoorbeeld worden veroorzaakt door mobiele telefoons, kunnen de prestaties van de via GO verminde-
ren. De hulpaandrijving moet daarom uitgeschakeld worden als in de buurt van de rolstoel mobiele telefoons worden gebruikt.
• De via GO kan in zeldzame gevallen een storend effect hebben op andere inrichtingen, bijv. op diefstalbeveiligingspoortjes in winkels.
• Let tijdens een rit op voldoende afstand tussen uw voeten en het aandrijfwiel [7] van de via GO om elk contact van uw schoenen met
het aandrijfwiel te voorkomen. Bij open schoenen of geen schoenen bestaat er gevaar om gegrepen te worden door het met rubber
beklede aandrijfwiel; dit kan uiteindelijk leiden tot letsel door klemmen.
Neem na het rijden met de via GO het volgende in acht:
• Vooraleer een persoon de rolstoel verlaat, moeten de remmen van de rolstoel worden aangetrokken en de via GO worden uitgeschakeld,
om te voorkomen dat hij ongewild wegrolt.
• Schakel de via GO onmiddellijk uit als u hem niet gebruikt, om te vermijden dat er per ongeluk een rijimpuls geactiveerd wordt door
contact met de toets [10] en dat er een zelfontlading van de accu plaatsvindt. Trek de handremmen van de rolstoel aan.
• Zet de rolstoel en de via GO uitsluitend op een droge en veilige plaats neer. In geen geval mag vocht in de via GO of in de accu en het
bedieningsapparaat ervan binnendringen.
• Laad de accu van uw via GO indien mogelijk meteen na elke rit weer op.