Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Ingersoll Rand 9/230 Bedienings- En Onderhoudshandleiding pagina 54

Inhoudsopgave

Advertenties

52
OPTIES
BEDIENINGSINSTRUCTIES IQ–SYSTEEM – 2
De compressielucht verlaat de scheidingstank via de pijpen in
het bovendeksel en kan vervolgens één van twee mogelijke routes
volgen, handmatig in te stellen door middel van kleppen.
De ene route is voor standaardgebruik, waarbij de lucht om het
IQ–systeem heen geleid wordt en een kwaliteit heeft die
vergelijkbaar is met lucht uit een gewone oliegedrenkte mobiele
compressor. Als het IQ–system wordt ingeschakeld door de juiste
instelling van de keuzeklep, gaat de compressielucht eerst de
nakoeler in.
De nakoeler wordt gekoeld door inkomende lucht van het
compressorpakket, welke wordt geregeld door de beweegbare
lamellen op de nakoeler (indien uitgersut met de optie voor lage
omgevingstemperatuur). Onder de meeste omstandigheden staan
de lamellen geheel open en is maximale nakoeling beschikbaar. De
compressielucht en het condensaat (water met een kleine
hoeveelheid smeermiddel van de compressor) verlaat de nakoeler
en gaat de vochtscheider in, waar het grootste deel van het
condensaat wordt verwijderd. De compressielucht doorloopt dan
twee filtratiefasen, waar de aanwezigheid van water– en oliedeeltjes
omlaag wordt gebracht tot ongeveer 0,01 ppm, en alle deeltjes van
0,01 micrometer en groter worden verwijderd.
Aan de onderkant van de vochtscheider en beide filters bevinden
zich zeven en 'constant–bleed'–openingen, welke van een dergelijke
grootte zijn dat de maximale stroom condensaat bij een minimaal
verlies aan compressielucht wordt bewerkstelligd.
De condensaatleidingen komen dan samen in een pijp en het
condensaat wordt vervolgens allemaal op één plek in het
uitlaatsysteem van de motor geïnjecteerd. De compressielucht
stroomt dan door de minimum–drukklep, en vervolgens naar buiten
door de onderhoudsluchtklep. De luchtdrukmeter op het
instrumentenpaneel geeft de druk aan binnen in de scheidingstank.
Een drukmeter voor de onderhoudsluchtdruk bevindt zich aan de
binnenkant van de voorklep van de compressor op de filtersteun.
Indien het de lucht om het IQ–systeem heen geleid wordt
(standaardgebruik geselecteerd), zal de bedrijfsluchtdruk ongeveer
gelijk zijn aan de druk in de scheidingstank. Indien de
IQ–systeemfunctie wordt geselecteerd zal de bedrijfsluchtdruk iets
lager zijn, afhankelijk van de weerstand van de filters.
Werking van de optie voor lage omgevingstemperatuur
Wanneer de omgevingstemperatuur daalt tot het punt is bereikt
dat de uitlaattemperatuur bij de nakoeler de 45ºF benadert, stelt de
Temperature Control Unit (TCU; temperatuurregeleenheid),
gemonteerd achterop het bedieningspaneel, automatisch de
lamellen bij om de stroom van koelingslucht door de nakoeler te
reguleren.
In het geval dat de machine onder abnormale omstandigheden
draait (bijv. wanneer er een omkappingsklep open staat), wat
overmatige koeling van de nakoeler zou veroorzaken, dan geeft een
temperatuursensor in het nakoeleruitlaatpunt de TCU het signaal om
de lamellen verder te sluiten als de temperatuur van de
compressielucht tot ongeveer 36ºF of lager daalt.
Er bevinden zich geen door de gebruiker te selecteren of
onderhouden componenten in de TCU. Neem contact op met
Ingersoll–Rand Service indien zich een abnormaal functioneren van
het bedieningssysteem voor bevriezingsbescherming voordoet.
9/230, 9/270, 9/300, 12/235, 17/235, 21/215, 9/230HA, 9/270HA, 9/300HA, 12/235HA, 17/235HA, 21/215HA
ONDERHOUD
Dagelijks onderhoud:
Controleer bij volle belasting (maximale levering van
compressielucht) of de filterrestrictie–indicators van het IQ–systeem
geen overmatige restrictie aangeven. Er zijn zijn binnen in het
bedieningspaneel strictie–indicators voor de filters gemonteerd, die
de compressor uitschakelen als de restrictie aanbevolen waarden
overschrijdt.
Wekelijks onderhoud:
S Verwijder de Y–zeefschermen onder in de vochtscheider en
beide filters en verwijder al het bezinksel.
S Controleer of de openingen onder de Y–zeven niet verstopt zijn.
S Controleer of de pijpjes van de openingsdrainagepunten naar het
uitlaatsysteem niet verstopt zijn.
Jaarlijks onderhoud:
Het normale onderhoudsinterval voor de primaire en secundaire
IQ–systeemfilters is één jaar, of eerder als de druk te ver terugloopt.
Binnen in de voorklep zijn restrictie–indicators voor de filters
gemonteerd, die de compressor uitschakelen wanneer restrictie
aanbevolen waarden overschrijdt.
Filtervervanging
S Als de motor is gestopt dient u zich ervan te verzekeren dat de
druk van het systeem is afgelaten.
S Verwijder alle bedrading en slangen aangesloten op de
drainagepunten aan de onderkant van beide filterbehuizingen.
Inspecteer de fittingen en slangen op verstoppingen. Reinig indien
nodig.
S Draai de behuizing los met behulp van een kettingsleutel of
dergelijk gereedschap. De behuizing moet na het losdraaien verder
met de hand worden verwijderd, waarbij u op moet passen dat u de
behuizing niet op het vloerpaneel laat vallen.
S Laat de behuizing op het vloerpaneel zakken en laat hem tegen
het schroefblok leunen. Verwijder en vervang het filterelement,
waarbij u zorg draagt niet de buitenste laag te beschadigen.
Controleer het onderdeelnummer van het nieuwe element met
dat van het oude element, aangezien de twee IQ–filters van
verschillende stoffen zijn gemaakt.

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave