XFP NETWERKBAAR ANALOOG ADRESSEERBAAR BRANDMELDPANEEL
Analoge adresseerbare lusbedrading
Fig. 4 hieronder toont een typische analoge adresseerbare lus met lusisolators, detectoren, lussignaalgevers,
modules en monitors. De beschrijvingen en beschikbaarheid van de getoonde componenten zijn misschien
niet van toepassing op de protocollen van alle fabrikanten - raadpleeg uw leverancier voor meer gegevens.
Daarnaast is het mogelijk dat de getoonde opstelling van componenten in sommige landen landen niet
toegestaan is op basis van plaatselijke aanleg- en installatieregelgeving. De lus dient te worden aangesloten
op het relevante 5mm aansluitblok op het hoofdbesturings- PCB van het paneel en de schermen dienen te
worden afgesloten op de aardingspost, zoals aangegeven op pagina 9.
Fig. 4 : Een typische analoge adresseerbare lus
Lokale 24V-
voeding
Detector met
sokkel
Detector met
isolator sokkel
Handbrandmelder
Lusalarmgever
Lusflitser
Losstaande
isolator
Ontwerpkwesties - fouten (en de gevolgen daarvan) verminderen
Om ervoor te zorgen dat het systeem betrouwbaar is, moet het volgens de plaatselijke installatierichtlijnen
worden aangelegd en onderhouden. De XFP heeft in het paneel ingebouwde lusisolators en in de bedrading
dienen ook lusisolators te worden opgenomen. Eventuele kortsluiting zal dan alleen de apparaten tussen twee
isolators deactiveren. Het aantal componenten of zones dat bij een dergelijke fout mag uitvallen, staat vermeld
in plaatselijke aanleg- en installatierichtlijnen. In het geval van een enkel open circuit, zullen er geen apparaten
uitvallen omdat de communicatie via beide luseinden plaatsvindt. Er zal echter wel een lusintegriteitsfout
optreden.
Onthoud dat de meeste ernstige installatieproblemen met een analoog brandmeldsysteem worden
veroorzaakt door de lusweerstand, de luscapaciteit en de hoeveelheid stroom die wordt gevraagd door de
componenten in de lus.
Factoren die hierop van invloed zijn, zijn luslengte, kabeldiameter, kabelsoort, het aantal gebruikte isolators en
het aantal en soort componenten tussen de isolators. Er bestaan hiervoor geen vaste regels omdat elke situatie
uniek is. Als het onderstaande, behoudende advies wordt opgevolgd, zal de lus echter bijna altijd werken.
• Absolute maximale luslengte = 1km met 1mm
• Niet meer dan 20 adresseerbare componenten tussen lusisolators waarvan niet meer dan 6 lussignaalgevers.
• Als er lussignaalgevers worden gebruikt, maak dan gebruik van 1,5mm
32 signaalgevers per lus.
• Als er meer dan 10 signaalgevers per lus worden gebruikt, dient de maximale luslengte niet langer te zijn dan 750m.
Het bovenstaande DIENT NIET te worden gezien als de uiterste bedrijfsomstandigheden voor het paneel omdat
er nog vele andere samenstellingsmogelijkheden zijn. Eventuele beperkingen zijn het gevolg van de protocollen
van de fabrikanten van de componenten in combinatie met de kabeleigenschappen. De lusdriver van het paneel
is makkelijk in staat om lichtbelaste lussen van 4 km te ondersteunen. Componenten aan het eind van de 4km-kabel
kunnen de data mogelijk niet lezen als deze door de kabel corrupt zou zijn geraakt. Raadpleeg voor installatie altijd
de meegeleverde instructies.
XFP INSTALLATIE HANDLEIDING • Documentgoedkeuringsnr. DFU1200514 Revisie 1 • pagina 8 van 36
Zonebewaking
met isolator
Alarmbesturingsapparaat
met isolator
Extern aangedreven conventionele alarmgevers
Belangrijk: Er dienen om de maximaal 20 componenten
isolators te zitten en ook op de structurele brandwerende
afschermingen/zonegrenzen van het gebouw.
Relaisuitgang 1
Relaisuitgang 2
Relaisuitgang 3
Uitgang voor foutmelding
+24V-uitgang
2
of 1,5mm
Conventionele detectors en handbrandmelders
Eind van
de lijn
Uitgang voor brandmelding
Ingang voor foutmelding
Aansluiting voor
Programmeerbare ingang 1
Programmeerbare ingang 2
XFP ENKELE LUS
HOOFDPANEEL MET 16 ZONES
2
kabels.
2
kabel en plaats in totaal niet meer dan
Eind van
de lijn
I/O-apparaat met
isolator
randapparatuur
Switch monitor
met isolator
Conventioneel alarmcircuit 1
Conventioneel alarmcircuit 2