XFP NETWERKBAAR ANALOOG ADRESSEERBAAR BRANDMELDPANEEL
ZOMER-/WINTERTIJD ACTIVEREN/ DEACTIVEREN
Met deze functie (indien ingeschakeld) kunt u de tijd van het paneel instellen om op de laatste zondag van
maart 1 uur naar voren te gaan en op de eerste zondag van oktober 1 uur terug.
Auto DST Time Adjustment is :-
Actief
ALARMGEVERS CONFIGUREREN
Met deze functie kunt u de alarmgevergroepen (1 - 16) in hun totaliteit of afzonderlijk activeren/deactiveren.
Indien u deze functie selecteert, verschijnen er twee vensters:
Alarmgever groep(en) kan (de)activeren
'Globaal'
4
Druk op de knoppen
Bevestig
om uw keuze te accepteren.
SCHONE START UITVOEREN
Met deze functie kunt u het geheugen van het paneel naar de fabrieksinstellingen terugzetten. Als u
deze functie selecteert, wordt u gevraagd om de vijfcijferige bevestigingscode in te voeren:
Bevestigingscode invoeren :
De knopvolgorde hiervoor is
Monteurfuncties
Als u deze menuoptie selecteert, komt u in het submenu Monteurfuncties terecht waar u deactiveringen
kunt instellen of opheffen, toegang hebt tot de uitgebreide testfuncties van het paneel en belangrijke
systeemstatusinformatie kunt opvragen. Alle monteursfuncties worden hieronder in detail beschreven.
DEACTIVERINGEN INSTELLEN OPHEFFEN
Als u deze menuoptie selecteert, komt u in het submenu Deactiveringen terecht waar u zones, alarmgevers,
uitgangen, relais, individuele componenten en/of het storingsrelais van het paneel kunt activeren/deactiveren.
Deactiveringen worden op alle toegangsniveaus weergegeven via het menu DEACTIVERINGEN TONEN en het
LED-lampje Functies uitgeschakeld aan de voorkant van het paneel. We adviseren om alle deactiveringen
regelmatig te bekijken en ze direct weer in te schakelen als ze niet langer nodig zijn omdat ze een aanzienlijk
effect op hoe het systeem werkt kunnen hebben. De volgende mogelijkheden zijn beschikbaar:
ZONES ACTIVEREN/DEACTIVEREN
Met deze functie kunnen zones worden gedeactiveerd zodat ze geen melding meer maken van fouten, branden,
pre-alarms, enz.. Deze functie wordt doorgaans gebruikt om zones met detectors/melders in laadstations tijdelijk
uit te schakelen omdat ze kunnen afgaan als gevolg van de uitlaatgassen van voertuigen. Als u deze functie
selecteert en op de knop Bevestig
Zone: 1: Productieafdeling
Actief
de knoppen 5en 6om tussen Geactiveerd en Gedeactiveerd te schakelen en druk vervolgens op de knop
Bevestig4 om uw keuze te accepteren. Het venster toont daarna de volgende beschikbare zone om te activeren of
deactiveren. Als u dat niet wilt, druk dan op de knop Terug3om naar het vorige menu terug te keren.
Opmerking: als alle ingangscomponenten in een zone afzonderlijk zijn gedeactiveerd op de manier die op
pagina 26 staat beschreven (COMPONENTEN ACTIVEREN/DEACTIVEREN) wordt de zone waartoe ze behoren in
z'n geheel uitgeschakeld. Als u een zone waar geen actieve componenten in zitten probeert te heractiveren,
verschijnt er een melding die zegt dat dat niet mogelijk is. U dient eerst minimaal een component in de zone
te activeren (met de functie COMPONENT ACTIVEREN/DEACTIVEREN) voordat u de zone zelf heractiveert.
ALARMGEVERS ACTIVEREN/DEACTIVEREN
Met deze functie kunt u instellen dat een of meer alarmgevergroepen bij brand geen alarm geven. Als u deze
functie selecteert en op de knop Bevestig
Alarmgever Groep: Alle
Gedeactiveerd) van de betreffende alarmgevergroep gaat knipperen. Gebruik daarna de knoppen
tussen Geactiveerd en Gedeactiveerd te schakelen en druk vervolgens op de knop Bevestig
accepteren. Het venster toont daarna de volgende alarmgevergroep om te activeren of deactiveren. Als u dat
niet wilt, druk dan op de knop Terug
XFP INSTALLATIE HANDLEIDING • Documentgoedkeuringsnr. DFU1200514 Revisie 1 • pagina 25 van 36
5
6
en
om tussen 'Globaal(alle)' en 'Individueel' te scrollen en druk op de knop
5
4
6
(1),
(2),
4
drukt, verschijnt er een venster dat er ongeveer zo uitziet:
4
drukt, verschijnt er een venster dat er ongeveer zo uitziet:
3
om naar het vorige menu terug te keren.
Druk op de knoppen
4
en Gedeactiveerd te scrollen en druk op de knop
Bevestig
om uw keuze te accepteren.
Alarmgever groep(en) kan (de)activeren
'Individueel'
3
(3),
(4), knop Zoemer uit.
Selecteer de zone die geactiveerd/gedeactiveerd moet
worden met de knoppen 5en6. Als u vervolgens op de
knop Bevestig4drukt, gaat de status van de zone
(Geactiveerd of Gedeactiveerd) knipperen. Gebruik daarna
Selecteer de alarmgevergroep (1 - 16 of ALLEMAAL) die
gedeactiveerd moet worden met de knoppen
Druk als de gewenste alarmgevergroep is geselecteerd op
de knop Bevestig
5
6
en
om tussen Geactiveerd
4
en het statuslampje (Geactiveerd of
4
om uw keuze te
5
6
en
.
5
6
en
om