◊ onjuiste bevestiging en verdeling van lasten
Vóór ingebruikname
•
Draag tijdens het maaien altijd stevige, gripvaste schoenen,
een lange broek, een helm en een veiligheidsbril. Lang
haar, losse kleding of sieraden kunnen worden gegrepen
door bewegende onderdelen. Loop niet op blote voeten
en draag ook geen schoenen met open tenen als u de
machine gebruikt.
•
Inspecteer het terrein waarop u de maaimachine gaat
gebruiken grondig en verwijder eventuele voorwerpen die
door de machine kunnen worden uitgeworpen.
•
Gebruik alleen door de fabrikant goedgekeurde
accessoires en werktuigen.
•
Controleer vóór het gebruik de messen,
bevestigingsbouten en het maaimechanisme altijd
op sporen van slijtage of beschadiging. Vervang versleten
of beschadigde messen en bouten altijd als complete set
om een goede balans te behouden.
•
Let op dat bij machines met meerdere maaimessen andere
messen kunnen gaan draaien doordat u 1 mes draait.
•
Controleer of de veiligheidsschakelaars en de
veiligheidsschermen zijn bevestigd en naar behoren
werken. Gebruik de machine uitsluitend als deze naar
behoren werkt.
Gebruiksaanwijzing
•
Maai uitsluitend bij daglicht of goed kunstlicht.
•
Alvorens de tractormotor te starten, moet u de
parkeerrem in werking stellen, de maaiaandrijving
uitschakelen en controleren of de rijpedalen in de
staan.
NEUTRAALSTAND
•
Niet gebruiken op hellingen steiler dan 15 procent, of
met de maaidekken opgetild op hellingen steiler dan 10
procent. Wees voorzichtig als de machine wordt gebruikt
op een helling waar de terreinomstandigheden van dien
aard zijn de kans bestaat dat de machine omkiept.
De hellingshoek kan kleiner zijn indien de stabiliteitshoek
van de sleeptractor kleiner is dan die van de maaier.
•
Denk eraan dat elke helling gevaarlijk is. Het rijden
op met gras begroeide hellingen vereist bijzondere
zorgvuldigheid. Om te voorkomen dat de machine
kantelt:
– niet plotseling stoppen of gaan rijden bij het op- en
afrijden van hellingen.
– houd de snelheid laag bij het rijden op hellingen en
in scherpe bochten.
– let op bulten en kuilen en andere verborgen gevaren;
– Maak geen scherpe bochten. Ga zorgvuldig te werk
als u achteruitrijdt.
•
Gebruik de machine niet in de buurt van steile hellingen,
greppels, steil aflopende oevers of water.
•
Let op het verkeer als u in de buurt van een weg werkt of
deze oversteekt.
•
Zet de maaimessen stil voordat u andere oppervlakken
dan grasvelden oversteekt.
•
Bij gebruik van werktuigen nooit de afvoeropening naar
omstanders toe richten of personen in de buurt van de in
werking zijnde machine laten komen.
•
Gebruik de machine nooit als schermen, afdekplaten of
andere beveiligingsmiddelen zijn beschadigd, niet goed
zijn afgesteld of niet naar behoren werken.
•
Voordat u de bestuurdersplaats verlaat:
– Stop de machine op een horizontaal oppervlak.
– Schakel de aandrijving van de maaidekken uit.
– Hef de maaidekken op in de transportstand en zet
de veiligheidsvergrendelingen stevig vast of laat de
maaidekken neer op de grond.
– zorg ervoor dat de transmissie in vrijstand staat en
schakel de parkeerrem in.
– Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.
•
Als u de maaier van het ene werkterrein naar het andere
rijdt, is het belangrijk dat de maaidekken niet onverwacht
omlaag gebracht en gestart kunnen worden:
– schakel de aandrijving van de maaidekken uit;
– breng de maaidekken omhoog in de transportstand;
– maak de transportgrendels en de veiligheidsborgrin-
gen vast.
•
Tractormotor afzetten en aandrijving naar de maaidekken
uitschakelen:
– voordat u de maaihoogte instelt, tenzij die vanaf de
bestuurderspositie kan worden ingesteld.
– voordat u verstoppingen verwijdert;
– voordat u de maaimachine gaat controleren,
schoonmaken of werkzaamheden eraan gaat
verrichten;
– als u een vreemd voorwerp heeft geraakt of de
machine abnormaal begint te trillen. Controleer
de maaimachine op beschadigingen en voer alle
benodigde reparaties uit voordat u de machine start
en gebruikt.
•
Houd uw handen en voeten uit de buurt van de
maaidekken.
•
Kijk achterom en omlaag voordat u achteruitrijdt om er
zeker van te zijn dat de weg vrij is.
•
Verminder uw snelheid en wees voorzichtig als u een
bocht maakt of wegen en voetpaden oversteekt. Schakel
de cilinders/maaidekken uit wanneer u niet aan het
maaien bent.
•
Gebruik de maaimachine niet als u moe, ziek of onder de
invloed van alcohol of drugs bent.
4