Tips voor bediening en gebruik
•
De rotatiesnelheid van de maaicilinders moet altijd
zo hoog mogelijk worden gehouden om steeds de
beste maaikwaliteit te krijgen. Dit vereist weer dat het
motortoerental zo hoog mogelijk moet blijven zonder een
aftakastoerental van 540 tpm te overschrijden.
•
Te snel rijden is nefast voor de maaikwaliteit. Zorg ervoor
dat de maaikwaliteit altijd is afgestemd op het vereiste
werktempo, en stel de rijsnelheid dienovereenkomstig af.
•
Voorkom dat de motor van de tractor wordt overbelast.
Verminder de rijsnelheid of zet de machine op een hogere
maaistand. Controleer dat de maaicilinders de onderste
maaimessen niet meer dan licht raken.
•
Controleer om de paar bedrijfsuren de afstelling van de
cilinder ten opzichte van het onderste maaimes, zelfs
als de prestaties van de maaimachine goed zijn. Als de
cilinder en de onderste maaimessen elkaar te veel raken
of als de afstand tussen beide te groot is, zal er sneller
slijtage optreden.
•
Schakel altijd de aftakas van de tractor uit als u rijdt
over terrein waarop geen gras groeit. Gras smeert de
snijranden tijdens het maaien. Als de maaicilinders
draaien terwijl er niet gemaaid wordt, vindt er een grote
warmteontwikkeling plaats die snelle slijtage veroorzaakt.
Verminder daarom de maaisnelheid bij het maaien op
plaatsen met weinig of droog gras.
•
U behaalt de beste resultaten wanneer u tegen de ligging
van het gras in maait. Om deze reden zou u moeten
proberen om bij iedere maaibeurt de maairichting te
veranderen.
•
Zorg ervoor dat u geen stukken gras ongemaaid laat bij
de overlappingen tussen maaidekken door geen scherpe
bochten te maken.
•
Verwijder de achterste rolschrapers als de omstandigheden
dat toelaten, omdat de grasafvoer op die manier optimaal
is. De schrapers moeten gemonteerd worden als er zich
gras en modder ophoopt op de rollen.
27