De juiste fusermodus selecteren
De printer past automatisch de fusermodus aan op basis van het soort afdrukmateriaal
waarop de lade is ingesteld. Voor bijvoorbeeld zwaarder papier, zoals voor kaarten, kan een
hogere fusermodus-instelling nodig zijn om de toner beter op de pagina te laten hechten.
Voor transparanten is echter de fusermodus-instelling LAAG vereist om beschadiging van de
printer te voorkomen. De standaardinstelling levert over het algemeen de beste prestaties
op voor de meeste soorten afdrukmateriaal.
De fusermodus kan alleen worden gewijzigd als het soort afdrukmateriaal is ingesteld voor
de lade die u gebruikt. (Zie
vergrendelen).) Nadat het soort afdrukmateriaal is ingesteld voor de lade, kan de
fusermodus voor dit soort worden gewijzigd in het menu APPARAAT CONFIGUREREN van
het submenu AFDRUKKWALITEIT op het bedieningspaneel van de printer. (Zie
Afdrukkwaliteit.)
Gebruik een hogere fusermodus, zoals HOOG 1 of HOOG 2, om de toner beter op het
Opmerking
papier te laten hechten. Dit kan echter ook problemen veroorzaken, zoals het omkrullen van
het materiaal. De printer kan langzamer afdrukken als de fusermodus wordt ingesteld op
HOOG 1 of HOOG 2.
Als u de standaardinstellingen wilt herstellen voor de fusermodus, opent u het menu
APPARAAT CONFIGUREREN op het bedieningspaneel van de printer. In het submenu
AFDRUKKWALITEIT selecteert u FUSERMODI en vervolgens selecteert u MODI
HERSTELLEN.
48
Hoofdstuk 2 Afdruktaken
Afdrukken op basis van soort en formaat afdrukmateriaal (laden
Submenu
NLWW