7
|
Installatie van de leidingen
7.3.3 Op lekkages controleren
7.3.4 Vacuümdrogen
Uitgebreide handleiding voor de installateur
46
OPMERKING
Gebruik een 2-trapsvacuümpomp met een terugslagklep die tot een meterdruk van
− 1 00,7 kPa (− 1 ,007 bar) (5 Torr absoluut) kan evacueren. Zorg ervoor dat de olie in
de pomp niet in het systeem terugstroomt wanneer de pomp niet draait.
OPMERKING
Gebruik deze vacuümpomp enkel en alleen voor R32. Dezelfde pomp voor andere
koelmiddelen gebruiken kan de pomp en de unit beschadigen.
OPMERKING
▪
Sluit de vacuümpomp aan op de servicepoort van de gasafsluiter.
▪
Controleer of de gasafsluiter en de vloeistofafsluiter goed gesloten zijn vooraleer
met de lektest of het vacuümdrogen te beginnen.
OPMERKING
Overtreft de maximale werkdruk van de unit NIET (zie "PS High" op het naamplaatje
van de unit).
OPMERKING
Gebruik ALTIJD een aanbevolen bubbeltestoplossing, die u bij uw verdeler kunt
kopen.
Gebruik NOOIT zeepwater:
▪
Zeepwater kan namelijk barsten in componenten veroorzaken, zoals in de
doppen van flaremoeren of afsluiters.
▪
Zeepwater kan zout bevatten en zout absorbeert vocht dat zal bevriezen als de
leidingen koud worden.
▪
Zeepwater bevat ammoniak dat de getrompte verbindingen aantast (tussen de
flaremoer uit messing en het getrompte koperen gedeelte).
1 Vul het systeem met stikstofgas tot op een manometerdruk van minstens
200 kPa (2 bar). Het is aanbevolen de druk tot 3000 kPa (30 bar) te verhogen
om kleine lekken te vinden.
2 Test op lekkages door de bubbeltestoplossing op alle verbindingen aan te
brengen.
3 Verwijder alle stikstofgas.
Sluit de vacuümpomp en het verdeelstuk als volgt aan:
a
c
d
b
e
e
i
h
f
g
a
Manometer
b
Meterverdeelstuk
j
h
2MXM68+3(A)MXM+3(A)MXF+4MXM+5MXM
R32 Split-reeks
4P600463-1C – 2020.08