3005273-2022-11-02
Dynamische filter-
bewaking
7.2.5 Druktransmitter kalibreren
7.2.6 Klep
Instellingen
Normaal
Gemoduleerde re-
circulatielucht
Deze functie kan gebruikt worden als de filterbewaking met druktransmitters plaatsvindt.
Het drukverlies wordt gemeten over een geheel nieuw filter en hierdoor kent de EXcon-regeling de
drukverlieskarakteristiek van een nieuw filter.
● Drukreferentie filter: Druk op Meten
Bij een druk op Meten stoppen alle ventilatoren. Daarna worden ze weer geleidelijk gestart van 0 >
100%. Tijdens deze opstart wordt het drukverlies over het filter tevens geregistreerd.
● Dynamische alarmgrens: Wordt hierna ingesteld als een procentueel hogere waarde ten opzich-
te van het drukverlies over een geheel nieuw filter. De functie wordt op beide filters tegelijkertijd
uitgevoerd. De meting hoeft du maar één maal aan één van de filters te worden uitgevoerd.
● 0-kalibrering:
● Handmatig: Stel in op Handmatig en activeer de kalibreerknop. De unit stopt tijdelijk en de
0-kalibrering wordt uitgevoerd.
● Auto: 0-kalibrering wordt uitgevoerd telkens als de unit gestopt is.
Druk op Opslaan om de instellingen op te slaan.
De instelmogelijkheden voor de klep/klepmotoren hangen af van de configuratie die gekozen is onder:
EXcon-modules > Configureren > Instellingen
De volgende instellingen zijn van toepassing op:
● Buitenluchtklep
● Uitlaatklep
● Recirculatieklep
● De klepmotor is On/Off-geregeld.
Het is niet mogelijk om instellingen voor de klepmotor te maken. Het is alleen mogelijk om de klepmo-
tor te testen.
● De klepmotor wordt gemoduleerd geregeld via modbus.
Bij gemoduleerde recirculatielucht is het alleen mogelijk om de Uitlaatlucht- en buitenluchtklep te
(de)selecteren.
97/124
Service-instellingen