3005273-2022-11-02
Ontdooiing
Meting van dynami-
sche ontdooiing
● Ontdooimethode: Ontdooitype kiezen.
● Statisch: De ontdooiing wordt gestart als het huidige drukverlies over de tegenstroomwisse-
laar de instelwaarde Ontdooidruk statisch overschrijdt.
● Dynamisch De ontdooiing wordt gestart als het huidige drukverlies over de tegenstroomwis-
selaar de berekende instelwaarde overschrijdt. De berekende instelwaarde is een procentue-
le stijging van het drukverlies over de wisselaar. Om de functie te kunnen gebruiken, moet
een meting worden uitgevoerd van het drukverlies over een schone tegenstroomwisselaar
zonder ijsvorming. Bij ontdooiing opent de bypassklep 100% gedurende de ingesteldeOnt-
dooitijd.
● Ontdooidruk, statisch: Statische instelwaarde instellen voor drukverlies boven wisselaar. Het
ontdooitype moet ingesteld zijn op Statisch.
● Ontdooidruk, dynamisch: Dynamische instelwaarde instellen voor hoe hoog het drukverlies mag
zijn ten opzichte van het drukverlies over een schone en ijsvrije tegenstroomwisselaar. Het ont-
dooitype moet ingesteld zijn opDynamisch.
Zie Meting dynamisch ontdooien voor meer informatie.
● Status, ontdooiing:
Als Dynamische ontdooiing is geselecteerd, moet het drukverlies over de tegenstroomwisselaar
worden gemeten als de installatie in bedrijf wordt gesteld.
Zie Meting dynamisch ontdooien voor meer informatie.
● Huidige ontdooidruk: Bij ontdooitype Statisch wordt de ingestelde statische druk getoond.
Bij ontdoortype Dynamisch wordt de berekende dynamische druk getoond.
● Ontdooitijd: Ontdooitijd instellen. De ingestelde ontdooitijd is de periode waarin de bypassklep
100% geopend is.
● Versterkingsfactor, warmtewisselaar Versterkingsfactor tegenstroomwisselaar instellen.
Deze factor versterkt het vermogen van de regelaar als deze de verwarming verhoogt of verlaagt.
Als de waarde 100 is, is de factor neutraal.
● Instelpunt klep Toont de huidige instelwaarde voor de bypassklep.
● Testcyclus: Druk op Start om de testcyclus voor de bypassklep te starten. (alleen van toepassing
bij Belimo-klepmotor)
● Alarm bij laag rendement: Kies of er een alarm geactiveerd moet worden bij laag rendement van
de warmteterugwinning. Ja/Nee
● Rendement: correctiefactor, efficiëntie warmtewisselaar: Correctiefactor instellen voor bereke-
ning van rendement. (0-5%)
De correctiefactor wordt opgeteld bij het berekende rendement en compenseert zo de warmte die
gemeten wordt in de uitlaatlucht/die de ventilator afgeeft.
● Alarmniveau, rendement: Alarmgrens instellen voor alarm bij laag rendement. Om het alarm te
activeren moet:
● Alarm bij laag rendement moet zijn ingesteld op Ja
● De unit moet in werking zijn.
● Het rendement moet onder de ingestelde waarde zijn.
Zie voor meer informatie over de berekening van het rendement het hoofdstukRendement
Druk op Opslaan om de instellingen op te slaan.
Als het huidige drukverlies over de wisselaar de instelwaarde (statisch of dynamisch) overschrijdt,
opent de bypassklep 100%. De buitenlucht passeert voorbijde tegenstroomwisselaar en de afvoer-
lucht door de tegenstroomwisselaar, waardoor ijsvorming op de wisselaar ontdooit. De bypassklep
blijft geopend gedurende de ingestelde tijd. Tijdens de ontdooiperiode, als de bypassklep 100% geo-
pend is, wordt de toevoerluchttemperatuur gehandhaafd door een eventueel naverwarmingselement.
Het drukverlies wordt gemeten over een schone wisselaar zonder ijsvorming en zodoende kent de re-
geling de waarde van het drukverlies over de wisselaar.
● Status, ontdooiing: Druk op Doel
Als u op Doel drukt, worden alle ventilatoren gestopt. Als alle ventilatoren stilstaan worden ze weer
geleidelijk gestart van 0 > 100%. Tijdens deze opstart wordt het drukverlies over het filter tevens gere-
gistreerd.
114/124
Service-instellingen