3.22.2.6 Uitwendige reiniging
•
Houd het oppervlak van de pomp zo schoon mogelijk. Dit vereenvoudigt de inspectie,
de aangebrachte markeringen blijven zichtbaar en de smeernippels worden niet vergeten.
•
Zorg ervoor dat de reinigingsproducten niet in de ruimte van het kogellager komen. Bedek
alle delen die niet met vloeistoffen in contact mogen komen. Bij afgedichte lagers mogen de
reinigingsmiddelen de rubberen pakkingen niet aantasten. Besproei hete delen van de pomp
nooit met water, aangezien bepaalde onderdelen kunnen barsten door de plotselinge afkoeling.
De verpompte vloeistof kan zo in de omgeving spuiten.
3.22.2.7 Elektrische installatie
•
Onderhoudswerkzaamheden aan de elektrische installatie mogen uitsluitend worden uitgevoerd
door opgeleid en gekwalificeerd personeel, en pas na het afkoppelen van de elektrische
stroomtoevoer. Volg de nationale veiligheidsvoorschriften zorgvuldig op.
Respecteer ook de hierboven vermelde voorschriften wanneer werkzaamheden worden
uitgevoerd terwijl het apparaat nog onder spanning staat.
•
Controleer of de elektrische apparatuur die moet worden gereinigd, een voldoende
beschermingsgraad heeft (bijv. IP54 betekent bescherming tegen stof en tegen spatwater,
maar niet tegen waterstralen). Zie de norm EN 60529. Kies een geschikte methode voor het
reinigen van de elektrische apparaten.
•
Vervang defecte zekeringen enkel door originele zekeringen met de voorgeschreven sterkte.
•
Controleer na elke onderhoudsbeurt de componenten van de elektrische installatie
op zichtbare schade en herstel ze indien noodzakelijk.
3.22.2.8 Aflaten van de vloeistof
•
Sluit de druk- en zuigleidingen zo dicht mogelijk bij de pomp af.
•
Wanneer de verpompte vloeistof niet stolt, laat de pomp dan vóór het aflaten afkoelen
tot omgevingstemperatuur.
•
Voor vloeistoffen die bij omgevingstemperatuur stollen of zeer viskeus worden, wordt de pomp
het best onmiddellijk na het stilleggen geledigd
door ze van de leidingen los te koppelen. Draag
altijd een veiligheidsbril en handschoenen.
•
Bescherm uzelf met het aanbrengen van een
beschermkap. De vloeistof kan uit de pomp spuiten.
•
Open de ontluchtingspluggen Be, Bb en Bc.
•
Wanneer geen aflaatleiding is voorzien, moeten
er voorzorgsmaatregelen worden genomen om te
voorkomen dat de vloeistof het milieu verontreinigt.
•
Open de aflaatplug Ba aan de onderkant
van het pomphuis.
•
Laat de vloeistof onder invloed van de zwaartekracht
weglopen.
•
Zuiver de ruimtes van de pomp met een spoelmedium
of reinigingsvloeistof door een purgeer systeem
aan te sluiten op de volgende inlaatopeningen:
- Ba, Be – deel van de verdringer
- Ba, Bb – ruimte achter rotor
•
Plaats de pluggen terug en sluit de eventuele kleppen.
3.22.2.9 Vloeistofcircuits
•
De druk in de mantels en hulpvloeistofleidingen moet afgelaten worden.
•
Maak de verbindingen aan de mantels en de circuits met de circulerende of spoel-/spermedia los.
•
Reinig, indien nodig, de mantels en circuits met perslucht.
•
Vermijd elke lekkage van vloeistof of thermische olie in het milieu.
3.22.2.10 Elektrische verwarming
Als elektrische verwarming (elektrische verwarmingspatronen) wordt gebruikt, moet u ervoor zorgen
dat de elektrische verwarming is uitgeschakeld en de verwarmingspatronen zijn afgekoeld.
Be
Bb
Ba
Bb
Be
Ba
A.0500.452 - IM-TGGP/07.04 NL (10/2023) | 47
de
Bk
Bc
de
Bk