Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Zelfaanzuigende Werking; Isolatiekleppen; Zeef; Secundaire Leidingen - SPX Flow Johnson Pump TopGear GP Gebruikershandleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

Zelfaanzuigende werking

Bij aanvang moet er voldoende vloeistof in de pomp aanwezig zijn om de inwendige spelingen
en de dode ruimten op te vullen. Dit laat de pomp toe om een drukverschil op te bouwen.
Om deze reden moet voor het verpompen van vloeistoffen met lage viscositeit een voetklep met
dezelfde of een grotere diameter als zuigleiding worden geïnstalleerd. De pomp kan ook zonder
voetklep worden geïnstalleerd, maar dan in een U-leiding.
Opmerking! Een voetklep wordt niet aanbevolen voor het pompen van hoog viskeuze vloeistoffen.
Om lucht en gassen uit de zuigleiding en pomp te verwijderen, moet de tegendruk aan de
perszijde worden verminderd. In het geval van zelfaanzuigende werking moet de pomp worden
gestart met een open en lege afvoerleiding, zodat lucht en gas bij een lage tegendruk kunnen
ontsnappen.
Een andere mogelijkheid in het geval van lange leidingen of wanneer een terugslagklep
in de afvoerleiding is geplaatst, is om een omloop te plaatsen met een isolatieklep dicht
bij de uitlaatzijde van de pomp. Deze kraan wordt geopend bij het opgieten en laat toe
dat lucht of gas ontsnapt bij een lage tegendruk.
De omloop moet terug naar de toevoertank worden geleid – niet naar de zuigpoort.

3.19.6.3 Isolatiekleppen

Voor het uitvoeren van onderhoud is het noodzakelijk dat de pomp geïsoleerd kan worden.
De pomp kan geïsoleerd worden door het plaatsen van kleppen in de zuig- en afvoerleiding.
Deze kleppen moeten een cilindrische
doorgang hebben met dezelfde diameter
als de leidingen (volledige boring).
(Bij voorkeur schuif- of kogelkleppen).
De kleppen moeten tijdens de werking
van de pomp volledig zijn geopend.
De uitvoer mag nooit worden geregeld
door middel van afsluitkleppen
in de zuig- of persleidingen.
De uitvoer moet worden geregeld
door de assnelheid aan te passen of
door de media via een omloopleiding
terug naar de toevoertank te leiden.

3.19.6.4 Zeef

Vreemde delen kunnen de pomp ernstig beschadigen. Voorkom het binnenkomen van deze deeltjes
door het plaatsen van een zeef.
Bij de keuze van een zeef moet aandacht worden besteed aan de grootte van de openingen,
zodat drukverliezen minimaal blijven. De doorstroomoppervlakte van de zeef moet driemaal
groter zijn dan de oppervlakte van de zuigleiding.
Plaats de zeef zodanig dat onderhoud en reiniging mogelijk zijn.
Ga na of de drukdaling van de zeef wordt berekend met de juiste viscositeit. Indien noodzakelijk
kan de zeef verwarmd worden om de viscositeit en de drukdaling te verminderen.
Voor de maximaal toelaatbare deeltjesgrootte, zie hoofdstuk 3.16.

3.19.7 Secundaire leidingen

Zie hoofdstuk 6.0 voor de afmetingen van verbindingen en pluggen.

3.19.7.1 Aflaatleidingen

De pomp is voorzien van aflaatplugs.
Be
Bb
Ba
de
Bk
Omloop
Zuiging
Bb
Be
Bc
Ba
Bk
A.0500.452 - IM-TGGP/07.04 NL (10/2023) | 35
Uitlaat
Leidingen
de

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave