3.19.7.2 Verwarmingsmantels
1. S-type mantels
De S-mantels zijn ontworpen voor gebruik met verzadigde stoom (max. 10 bar ⇒ 180 °C) of met
niet-gevaarlijke media (max. 10 bar - max 200 °C). Ze zijn voorzien van schroefaansluitingen Bl
(zie hoofdstuk 6.0 voor de afmetingen).
De verbinding kan worden gemaakt worden door schroefdraadleidingen of leidingverbindingsstukken
met afdichtingsmiddel in de schroefdraad (conische draad volgens ISO 7/1). Het is ook mogelijk
buiten de schroefdraad af te dichten met een platte pakking (cilindrische draad volgens ISO 228/1).
Voor het schroefdraadtype zie hoofdstuk 3.22.7.
S-mantel op pompdeksel
Bl
Bl
GP2-25 ⇒ GP23-65
2. Mantel op pompdeksel
Bij gebruik van stoom moet de toevoer bovenaan verbonden worden en de terugvoerleiding
onderaan, zodat het condensaat kan worden afgelaten langs de laagste leiding. Als er vloeistof
wordt toegevoerd, zijn de posities niet van belang. Een aflaatplug Bh is voorzien die als aflaatleiding
kan worden gebruikt (TG PG58-80 tot TG GP360-150).
3. Mantel rond de asafdichting
Verbind de toevoer- en terugvoerleiding met beide aansluitingen op het tussenstuk. Een aflaatplug
is voorzien onderaan in het tussenstuk (Bg). Bij gebruik van stoom kan deze aflaat worden verbonden
met een aflaatleiding voor afvoer van condensaat.
Opmerking! Na het aansluiten van het verwarmingscircuit moet de dichtheid worden gecontroleerd
en moet het grondig worden ontlucht.
4. Mantels rond het veerhuis van de veiligheidsklep
De mantels op de veiligheidsklep zijn ontworpen voor
gebruik met verzadigde stoom (max. 10 bar, ⇒180 °C)
of met niet gevaarlijke media (max. 10 bar, max 200 °C).
Ze zijn voorzien van schroefaansluitingen Bo (zie hoofdstuk
6.0 voor de afmetingen). Ze kunnen worden aangesloten
met leidingen met schroefdraad of leidingaansluitingen
met afdichtingsmiddel in de schroefdraad (conische
schroefdraad volgens ISO 7/1). Voor het schroefdraadtype
zie hoofdstuk 3.22.7.
Bij gebruik van stoom moet de toevoer bovenaan verbonden
worden en de terugvoerleiding onderaan, zodat het condensaat
kan worden afgelaten langs de laagste leiding. Als er vloeistof
wordt toegevoerd, zijn de posities niet van belang.
36 | A.0500.452 - IM-TGGP/07.04 NL (10/2023)
Bf
Bl
Bl
Bh
GP58-80 ⇒ GP360-150
S-mantel rond het asgebied
Bf
Bg
GP2-25 ⇒ GP23-65
Bo
Bf
Bf
Bg
GP58-80 ⇒ GP360-150
Bo