2
Stel een wachtrij in op de server. Daartoe maakt u op de gebruikelijke wijze
een printerobject. (Tip: Start, Instellingen , Printers , Printer toevoegen. )
a
Wanneer u daarom wordt gevraagd, selecteert u Deze computer (niet
Netwerkafdrukserver).
b
Klik op Poort toevoegen.
c
Selecteer Lexmark-netwerkpoort en klik vervolgens op Nieuwe poort.
Volg de instructies op het scherm.
d
Maak de wachtrij gedeeld.
3
Stel uw Windows 95-, Windows 98- of Windows NT-clients op de
gebruikelijke wijze in. (Tip: Start, Instellingen, Printers, Printer toevoegen .)
Point-to-point afdrukken (LexIP)
U kunt vanaf elk Windows 95-, Windows 98- of Windows NT-werkstation
rechtstreeks afdrukken naar een Lexmark printer, ongeacht waar in het
IP-netwerk deze printer zich bevindt. Hiervoor is geen server vereist.
1
Installeer de TCP/IP-softwarecomponent op het werkstation. U vindt
de software op de cd-rom met stuurprogramma's, MarkVision en
hulpprogramma's . (Tip: Voer een aangepaste installatie uit om
netwerkondersteuning toe te voegen en selecteer TCP/IP.)
2
Maak een printerobject op het werkstation:
a
Klik op Start, Instellingen, Printers, Printer toevoegen.
b
Windows 95/98: Wanneer u daarom wordt gevraagd, selecteert
u Lokale printer (niet Netwerkprinter). Hierdoor hebt u naderhand
toegang tot de Lexmark Network Printer Monitor.
Windows NT: Wanneer u daarom wordt gevraagd, selecteert u Deze
computer (niet Netwerkafdrukserver). Hierdoor hebt u naderhand
toegang tot de Lexmark Network Printer Monitor.
c
Selecteer het juiste printerstuurprogramma.
Opmerking: De meest recente Lexmark printerstuurprogramma's zijn
beschikbaar op onze weblocatie: www.lexmark.com.
d
Selecteer een willekeurige poort (LPT, COM of bestand) als voorlopige
instelling. Verderop wijzigt u deze poort in een logische poort.
e
Klik op Volgende en voer de instructies van de wizard op het scherm uit
totdat het printerobject is gemaakt.
Netwerkprinter configureren
31