De maaimessen slijpen
1. Gebruik een vijl om de snijranden aan beide uiteinden
van het mes te slijpen (Fig. 39). Houd daarbij de
oorspronkelijke hoek in stand. Het mes blijft in balans
als u van beide snijranden dezelfde hoeveelheid
materiaal verwijdert.
1
Figuur 39
1. Onder oorspronkelijke hoek slijpen
2. Controleer de balans van het mes met een mesbalans
(Fig. 40). Als het mes horizontaal blijft, is het in balans
en geschikt voor gebruik. Als het mes niet in balans is,
moet u alleen maar wat metaal afvijlen van het uiteinde
van de wiek (Fig. 38). Herhaal dit indien nodig totdat
het mes in balans is.
1
Figuur 40
1. Mes
De maaimessen monteren
1. Monteer het mes op de as (Fig. 38).
Belangrijk
De wiek van het mes moet omhoog wijzen,
naar de binnenkant van de maaimachine om een goede
maaikwaliteit te garanderen (Fig. 38).
2. Monteer anti-scalpeercup, de borgring en de mesbout
(Fig. 38). Zet de mesbouten vast met een torsie van
115–140 Nm.
De maaikwaliteit verbeteren
Als een maaimes lager maait dan het andere, moet u dit als
volgt corrigeren:
1. Zet de motor af, verwijder het sleuteltje en maak de
bougiekabels(s) los van de bougie(s).
2. Pomp alle banden op de voorgeschreven spanning en
controleer of de messen niet krom zijn. Zie Controle op
kromme messen, blz. 34.
3. Zet de machine op een maaihoogte van 64 mm. Zie
Maaihoogte afstellen in het hoofdstuk
Gebruiksaanwijzing. Zorg ervoor dat de gaffelpennen
op de stootkussens van het frame rusten.
m–1854
2
m–1855
2. Mesbalans
35
4. Draai de messen totdat de randen van de messen op een
lijn staan ten opzichte van elkaar. De afstand tussen de
randen van de messen mag niet meer dan 3 mm zijn.
Als de afstand tussen de randen van de messen meer is
dan 3 mm, moet u afstandsringen (Onderdeelnr.
3256-24) tussen het desbetreffende spilhuis en de
onderkant van de maaidek plaatsen om de messen in
een lijn te brengen.
Schuinstand van de maaimachine
(lengterichting)
Als een maaimes lager maait dan het andere, moet u dit als
volgt corrigeren:
Opmerking: Bij deze procedures is de bandenspanning
uiterst belangrijk. Controleer of alle banden de juiste
spanning hebben.
1. Schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn
gekomen alvorens de bestuurderpositie te verlaten.
3. Controleer de spanning van de banden van het maaidek
en de tractie-eenheid.
4. Zet een mes in de lengterichting (Fig. 41). Meet bij
punten C en D (Fig. 41) de afstand tussen een
horizontaal oppervlak en de snijrand van de messen
(Fig. 42).
5. De voorkant C van het maaimes moet 6 mm lager
staan dan de achterkant D. Draai de messen rond en
doe hetzelfde bij de andere messen.
Voorkant
C
D
Figuur 41
AFSTAND TUSSEN SNIJRAND EN HORIZONTAAL
OPPERVLAK METEN
Figuur 42
C
C
D
D
m–1078
m–2539