52/71
EMC-maatregelen voor opbouw en installatie
Afscherming
6.5
Algemene ontstoringsmaatregelen bij relais, zekeringen,
schakelaars, smoorspoelen en inductieve lasten
Bosch Rexroth AG R911413295_Uitgave 01
Rexroth IndraDrive Aandrijfbesturingen Vermogensonderde‐
●
De kabels zo dicht mogelijk tegen geaarde metaaloppervlakken (refe‐
rentiepotentiaal) leggen. Ideaal zijn gesloten, geaarde kabelkanalen of
buizen ven metaal, hetgeen echter slechts bij hoge eisen (gevoelige
meetleidingen) dwingend nodig is.
●
Vrij zwevende of over kunststoffen dragers geleide leidingen voorko‐
men, want deze werken als ontvangstantennes (stoorvastheid) en als
zendantennes (storingsafstraling). Uitzonderingen zijn kabelophangin‐
gen van maximaal 5 m.
Scherm van de kabels direct aan de toestellen zo kort en direct mogelijk en
over een zo groot mogelijk oppervlak leggen.
Scherm van analoge signaalleidingen aan één zijde, in de regel in de scha‐
kelkast aan het analoge toestel, over een groot oppervlak leggen. Let op een
korte verbinding over een groot oppervlak op massa / behuizing.
Scherm van digitale signaalleidingen aan weerszijden over een groot opper‐
vlak en kort leggen. Bij potentiaalverschillen tussen begin en einde van de
leiding een additionele potentiaalvereffeningsleiding leggen. Hierdoor wordt
vermeden dat vereffeningsstromen over het scherm stromen. Als richtwaarde
voor de doorsnede geldt 10 mm
Scheidbare verbindingen onvoorwaardelijk met stekkers en koppelingen met
geaarde metaalbehuizing uitrusten.
Bij niet afgeschermde leidingen van een stroomcircuit de heen- en retourlei‐
ding twijnen.
Indien in verband met elektronische toestellen en bouwelementen inductieve
lasten zoals smoorspoelen, zekeringen, relais door contacten of halfgeleiders
geschakeld worden, moeten deze op geschikte wijze ontstoord worden.
●
bij werking met gelijkstroom door de plaatsing van vrijloopdioden
●
bij werking met wisselstroom door de plaatsing van gangbare RC-ont‐
storingsinrichtingen voor specifieke zekeringstypes, direct aan de induc‐
tiviteit
Uitsluitend het direct aan de inductiviteit geplaatste ontstoringselement vol‐
doet aan het doel. Zo niet wordt een te hoog stromingsniveau afgestraald,
dat de werking van de elektronica en ook van de aandrijving in het gedrang
kan brengen.
.
2
len HCS01